- Page 2 and 3:
Het Leven van Jezus door Ellen Whit
- Page 4 and 5:
Hoofdstuk 31—De bergrede ........
- Page 6 and 7:
Sectie 1—Jezus' geboorte en jeugd
- Page 8 and 9:
mens door de misleidende macht van
- Page 10 and 11:
gewaden terzijde legde en dienst de
- Page 12 and 13:
verheven “tot een lof, een naam e
- Page 14 and 15:
Hoofdstuk 3—”De volheid des tij
- Page 16 and 17:
van Zijn regering over een rijk dat
- Page 18 and 19:
herstellen dat door de zonde verwoe
- Page 20 and 21:
De gehele vlakte werd verlicht met
- Page 22 and 23:
dankbaarheid voor deze gave tonen d
- Page 24 and 25:
en opstanding van velen in Israël
- Page 26 and 27:
Door het zien van Golgotha met zijn
- Page 28 and 29:
hij gehaat door de mensen over wie
- Page 30 and 31:
Satan was erop uit om het goddelijk
- Page 32 and 33:
Als kind bleek Jezus een bijzonder
- Page 34 and 35:
lange strijd tegen de machten der d
- Page 36 and 37:
titels aan. Zijn rustig, eenvoudig
- Page 38 and 39:
op hun eisen. Maar in de tempel was
- Page 40 and 41:
vergeten, een dag lang uit het oog
- Page 42 and 43:
Sectie 2 —Jezus' werk in de dagen
- Page 44 and 45:
Dit alles mishaagde Zijn broeders.
- Page 46 and 47:
kon men Hem dikwijls op een eenzame
- Page 48 and 49:
plaats waar de engel stond was een
- Page 50 and 51:
van de heiligheid van Gods geboden
- Page 52 and 53:
de regering van de Messias. De wolk
- Page 54 and 55:
die de huik naar de wind hingen. Al
- Page 56 and 57:
In de tijd van Johannes de Doper st
- Page 58 and 59:
hing de hulp voor het gevallen gesl
- Page 60 and 61:
Ontzaglijke belangen stonden er voo
- Page 62 and 63:
menselijke natuur aan met de mogeli
- Page 64 and 65:
er niet toe verleid met hem de stri
- Page 66 and 67:
de zondvloed, en zoals in Sodom en
- Page 68 and 69:
Toen Satan de belofte citeerde: “
- Page 70 and 71:
Toen Adam door verraad zijn heersch
- Page 72 and 73:
elangstelling voor zijn werk scheen
- Page 74 and 75:
Men geloofde ook dat vóór de gebo
- Page 76 and 77:
Voor de menigte echter scheen het o
- Page 78 and 79:
Nathanaël uit: “Vanwaar kent Gij
- Page 80 and 81:
de hemelen geopend zien om nooit me
- Page 82 and 83:
Bij het bezoek aan de tempel als jo
- Page 84 and 85:
wederom bij de instelling van die h
- Page 86 and 87:
Jezus zag in iedere ziel iemand die
- Page 88 and 89:
te worden gestort. En het was verei
- Page 90 and 91:
en de oversten overtreden wordt —
- Page 92 and 93:
esloten Hem te ondervragen wat betr
- Page 94 and 95:
Omdat ze in geestelijke duisternis
- Page 96 and 97:
waarschuwingen in de wind te slaan.
- Page 98 and 99:
houden van de wet, beproeft een onm
- Page 100 and 101:
Nicodemus werd naar Christus getrok
- Page 102 and 103:
even belangrijk als ze waren in die
- Page 104 and 105:
De discipelen van Johannes hadden v
- Page 106 and 107:
De vrouw zag dat Jezus een Jood was
- Page 108 and 109:
Toen in de dagen van Ezra de tempel
- Page 110 and 111:
naar de waarheid, was Hem weldadige
- Page 112 and 113:
gastvrijheid van het verachte volk
- Page 114 and 115:
Hoofdstuk 20—“Indien gijlieden
- Page 116 and 117:
enige afstand is van zijn huis, kom
- Page 118 and 119:
woorden: “Here, ik heb geen mens
- Page 120 and 121:
de terneerdrukkende macht van oude
- Page 122 and 123:
die dag gewettigd; maar zoals God r
- Page 124 and 125:
De nederige Man van Nazareth doet Z
- Page 126 and 127:
ondersteunen. Toen Christus kwam op
- Page 128 and 129:
die denken dat ze vrienden zijn van
- Page 130 and 131:
een blijde boodschap te brengen aan
- Page 132 and 133:
wat Johannes van Deze zeide, was wa
- Page 134 and 135:
stelt zichzelf verantwoordelijk voo
- Page 136 and 137:
Hoewel Johannes niet op wonderlijke
- Page 138 and 139:
zijn geheel werd uitgevaardigd door
- Page 140 and 141:
zusters, en aller ogen werden op He
- Page 142 and 143:
een grote behoefte aan hulp gevoeld
- Page 144 and 145:
O, hoe verlangde Christus ernaar, d
- Page 146 and 147:
het hart te binden. En geen enkele
- Page 148 and 149:
met ons; zonder Christus is onze ar
- Page 150 and 151:
Hoofdstuk 26—Te Kapernaüm Gedure
- Page 152 and 153:
oodschap voor de ongeletterden, en
- Page 154 and 155:
De periode van Christus’ persoonl
- Page 156 and 157:
Onafgebroken kwamen ze en gingen we
- Page 158 and 159:
“Onrein! Onrein!”, dat op sombe
- Page 160 and 161:
ereiken, die waren ingesloten door
- Page 162 and 163:
Jezus leerde in het huis van Petrus
- Page 164 and 165:
Jezus kwam opdat Hij “de werken d
- Page 166 and 167:
van Christus. Geen man die een voor
- Page 168 and 169:
De discipelen van Johannes waren op
- Page 170 and 171:
de zakken scheuren en weglopen en d
- Page 172 and 173:
Hoofdstuk 29 —De Sabbat De sabbat
- Page 174 and 175:
Op een sabbatdag, toen de Heiland e
- Page 176 and 177:
de rechten van de mens. Het evangel
- Page 178 and 179:
Hoofdstuk 30—Hij stelde er twaalf
- Page 180 and 181:
laatste uren vóór de kruisiging w
- Page 182 and 183:
Alle discipelen hadden ernstige geb
- Page 184 and 185:
Hoofdstuk 31—De bergrede Zelden v
- Page 186 and 187:
De wereldling zegt misschien, dat d
- Page 188 and 189:
“Voor een doornstruik zal een cyp
- Page 190 and 191:
verkeerde uitleg van de wet verwier
- Page 192 and 193:
worden, vriendelijk, geduldig, verd
- Page 194 and 195:
niet kan groeien. Hij die zich zond
- Page 196 and 197:
”Een ieder nu, die deze Mijn woor
- Page 198 and 199:
diepe droefheid schilderde Hij voor
- Page 200 and 201:
Hoofdstuk 33—Wie zijn mijn broede
- Page 202 and 203:
leegstaan en geveegd en op orde. Da
- Page 204 and 205:
krenkten Hem tot het uiterste, en Z
- Page 206 and 207:
Door deze illustratie leert Christu
- Page 208 and 209:
hitte, want het Lam, Dat in het mid
- Page 210 and 211:
Toen Jezus gewekt werd om de storm
- Page 212 and 213:
Het was een genade voor de eigenaar
- Page 214 and 215:
verzwakt het lichaam, verduistert h
- Page 216 and 217:
eantwoordden deze vraag met een ver
- Page 218 and 219:
Hoofdstuk 37—De eerste evangelist
- Page 220 and 221:
worden toegestaan dat hun gedachten
- Page 222 and 223:
hun geloof. Tijdens het verhoor wor
- Page 224 and 225:
kunnen zien, staat Hij in werkzame
- Page 226 and 227:
hadden tegenwerking in verschillend
- Page 228 and 229:
gevaren bestaan ook nu nog. Wanneer
- Page 230 and 231:
Eindelijk was de dag bijna om. De z
- Page 232 and 233:
in geestelijke dingen moet dezelfde
- Page 234 and 235:
persoonlijke plichten moeten we op
- Page 236 and 237:
Nooit tevoren had een bevel van Chr
- Page 238 and 239:
Op het ogenblik toen ze geloofden d
- Page 240 and 241:
Hoofdstuk 41—Het keerpunt in Gali
- Page 242 and 243:
God, is het ware manna. Jezus zei:
- Page 244 and 245:
had; maar Hij liet zien, hoe gering
- Page 246 and 247:
gekruisigd, en toch leef ik, (dat i
- Page 248 and 249:
Met een bedroefd hart zag Jezus hoe
- Page 250 and 251:
De regels betreffende de reiniging
- Page 252 and 253:
geboden Gods, zal waardeloos bevond
- Page 254 and 255:
goed het brood der kinderen te neme
- Page 256 and 257:
Klasseverschil is een gruwel in de
- Page 258 and 259:
heidense stad beefden, toen zij de
- Page 260 and 261:
De huichelarij van de Farizeeën wa
- Page 262 and 263:
Tot hun droefheid waren de discipel
- Page 264 and 265:
ten leven of een reuk des doods ten
- Page 266 and 267:
van Christus werden niet gesproken
- Page 268 and 269:
Hoofdstuk 46—Hij werd verheerlijk
- Page 270 and 271:
De discipelen begrepen de betekenis
- Page 272 and 273:
verwarring waren. De discipelen sch
- Page 274 and 275:
aan Zijn voeten met de woorden: “
- Page 276 and 277:
trachtte de tempeldienst te gronde
- Page 278 and 279:
koninkrijk te verklaren, had Jezus
- Page 280 and 281:
werk van Christus, en wier harten z
- Page 282 and 283:
Indien één van deze kleinen overw
- Page 284 and 285:
Hoofdstuk 49—Op het Loofhuttenfee
- Page 286 and 287:
tegenover hen te stellen. Maar zij
- Page 288 and 289:
Hij zou niet door Zijn eigen volk v
- Page 290 and 291:
waarheid geopenbaard als een kracht
- Page 292 and 293:
einden der aarde”.16 Daarna maakt
- Page 294 and 295:
eschuldigden, het zevende gebod te
- Page 296 and 297:
Hoofdstuk 51—Het licht des levens
- Page 298 and 299:
Maar op hun vraag: “Wie zijt Gij?
- Page 300 and 301: Het feit dat de Joden, hoewel zij g
- Page 302 and 303: speeksel en Hij legde hem het slijk
- Page 304 and 305: De Farizeeën zagen, dat zij openba
- Page 306 and 307: Hoofdstuk 52—De Goddelijke Herder
- Page 308 and 309: Van alle schepselen is het schaap e
- Page 310 and 311: Jezus dacht aan alle mensen over de
- Page 312 and 313: naar de zielsangst en wanhoop die h
- Page 314 and 315: ontvingen ze rechtstreeks, persoonl
- Page 316 and 317: zouden aanvaarden als de hunne. “
- Page 318 and 319: De lessen die Christus leerde, terw
- Page 320 and 321: dat zijn vraag overbodig was, aange
- Page 322 and 323: aarzelde daarom niet. Hij dacht er
- Page 324 and 325: Hoofdstuk 55—Niet met uiterlijke
- Page 326 and 327: vernedering en schande, vooraan in
- Page 328 and 329: vergissing aan met de woorden: “L
- Page 330 and 331: kinderjaren verstikt; en tenzij het
- Page 332 and 333: onderscheidingsvermogen te scheppen
- Page 334 and 335: De bezittingen van de overste waren
- Page 336 and 337: terstond zou komen, maar zonden all
- Page 338 and 339: Indien Christus in de ziekenkamer w
- Page 340 and 341: van Christus niet in hun volle bete
- Page 342 and 343: menselijk hart is traag in het vers
- Page 344 and 345: De Sadduceeën waren, hoewel zij ni
- Page 346 and 347: tafereel neemt Johannes de profetie
- Page 348 and 349: Sectie 4 —Verwerping en kruisigin
- Page 352 and 353: Jericho was een van de steden die i
- Page 354 and 355: oeping. Maar zodra Zacheüs zich aa
- Page 356 and 357: nemen en het verhoor zo stil mogeli
- Page 358 and 359: De Heilige Geest had het plan voor
- Page 360 and 361: van hemelse engelen die Hem begelei
- Page 362 and 363: met kiese hoffelijkheid, verzekerde
- Page 364 and 365: Jezus koos voor dit doel een hengst
- Page 366 and 367: Nooit tevoren had de wereld een der
- Page 368 and 369: Israël was een begunstigd volk gew
- Page 370 and 371: Jesaja zal u zeggen: “Immanuel”
- Page 372 and 373: waren naar de stad, trokken de dorr
- Page 374 and 375: Meer dan duizend jaar lang had het
- Page 376 and 377: voorafschaduwing was van het bloed
- Page 378 and 379: werkte aan de harten der kinderen o
- Page 380 and 381: op hen richtte, antwoordde Jezus op
- Page 382 and 383: terugtrekken van de voorrechten, da
- Page 384 and 385: “Voor hen die zich daaraan, in hu
- Page 386 and 387: verklaarde Hij, dat, aangezien zij
- Page 388 and 389: aanstoot geven aan de Farizeeën. I
- Page 390 and 391: De schriftgeleerde die de vraag aan
- Page 392 and 393: oudsten, en daar zagen ze verlegenh
- Page 394 and 395: laat gij niet toe daarin te komen
- Page 396 and 397: De Heiland vervolgde Zijn veroordel
- Page 398 and 399: herhaald, met toenemende schuld. Do
- Page 400 and 401:
Hoofdstuk 68—In de buitenste voor
- Page 402 and 403:
voor van de nood der wereld. Eigenl
- Page 404 and 405:
de Zoon des mensen moet verhoogd wo
- Page 406 and 407:
”Dan zullen zij u overleveren aan
- Page 408 and 409:
Aan het einde van de grote pauselij
- Page 410 and 411:
Omdat wij niet precies het uur wete
- Page 412 and 413:
Hoofdstuk 70—”Eén van deze Mij
- Page 414 and 415:
ehoorden te ontvangen omtrent de te
- Page 416 and 417:
Hoofdstuk 71—Een dienstknecht van
- Page 418 and 419:
en omgordde Zich daarmee. Met verba
- Page 420 and 421:
ezoedelde hart in aanraking met het
- Page 422 and 423:
vergeven. De verzachtende genade va
- Page 424 and 425:
”En terwijl zij aten, nam Jezus e
- Page 426 and 427:
Hoewel Jezus Judas vanaf het begin
- Page 428 and 429:
Dit zijn de dingen die wij nooit mo
- Page 430 and 431:
”Uw hart worde niet ontroerd”,
- Page 432 and 433:
Nog steeds waren de discipelen niet
- Page 434 and 435:
weet alles van Zijn getrouwe dienst
- Page 436 and 437:
medewerking van de Geest van God, i
- Page 438 and 439:
Maar de wijnstok slingert zich om h
- Page 440 and 441:
de Heiland de discipelen niet, te w
- Page 442 and 443:
onvergelijkelijke liefde heeft Chri
- Page 444 and 445:
Hij ging wat verder van hen weg —
- Page 446 and 447:
De discipelen ontwaakten bij de ste
- Page 448 and 449:
niet zijn. Er werd voor de Zoon van
- Page 450 and 451:
Romeinse soldaten, en zei: “Laat
- Page 452 and 453:
had geen geheimen betreffende Zijn
- Page 454 and 455:
weg naar het paleis van de hogeprie
- Page 456 and 457:
erkende gezagdrager van de natie, e
- Page 458 and 459:
Christus aan het kruis uitriep: “
- Page 460 and 461:
met Hem?” “Waarlijk gij zijt ee
- Page 462 and 463:
er niet waren geweest, zou Jezus ni
- Page 464 and 465:
kunnen ontwikkelen. Maar terwijl hi
- Page 466 and 467:
Zijn goddelijkheid door de bedoelin
- Page 468 and 469:
Hoofdstuk 77—In het gerechtsgebou
- Page 470 and 471:
Slechts een paar dagen tevoren hadd
- Page 472 and 473:
ervan, dat hij weigerde Jezus te ve
- Page 474 and 475:
het zwijgen van Christus was de str
- Page 476 and 477:
Pilatus’ gelaat verbleekte. Hij w
- Page 478 and 479:
smekende stem: “Zie de Mens”.
- Page 480 and 481:
”Een ieder die zich koning maakt
- Page 482 and 483:
zal de gehele wereld het weten en v
- Page 484 and 485:
Velen van de menigte die de Heiland
- Page 486 and 487:
Met het lijden van Christus aan het
- Page 488 and 489:
geloofden en Hem wenend volgden. Hi
- Page 490 and 491:
En nu stierf de Here der heerlijkhe
- Page 492 and 493:
zij verkeerd. Met bittere verachtin
- Page 494 and 495:
Hoofdstuk 79—”Het is volbracht!
- Page 496 and 497:
De overheden en machten der duister
- Page 498 and 499:
mogelijk was geweest, dat de wet zo
- Page 500 and 501:
Sectie 5 —Jezus Christus — hede
- Page 502 and 503:
de wet van het Pascha vervuld: “M
- Page 504 and 505:
met de specerijen die Nicodemus had
- Page 506 and 507:
De jammerklachten van de lijdenden
- Page 508 and 509:
Hoofdstuk 81—”De Here is opgest
- Page 510 and 511:
zij niet hun vermoeiende wacht geho
- Page 512 and 513:
Deze mensen gingen de stad in en ve
- Page 514 and 515:
De discipelen haastten zich naar he
- Page 516 and 517:
levende Heiland was, dat Hij de boe
- Page 518 and 519:
overpriesters en de Farizeeën geza
- Page 520 and 521:
Zij staan op om Zich aan Zijn voete
- Page 522 and 523:
De discipelen begonnen de aard en d
- Page 524 and 525:
Hij wendde Zich tot Thomas en zeide
- Page 526 and 527:
in hun boot, terwijl ze het net met
- Page 528 and 529:
Voor zijn val sprak Petrus altijd o
- Page 530 and 531:
hoeden van de kudde toe te vertrouw
- Page 532 and 533:
Heilige Geest waren geïnspireerd.
- Page 534 and 535:
De discipelen moesten hun werk begi
- Page 536 and 537:
Genezer. We moeten Zijn belofte aan
- Page 538 and 539:
alle geschillen weg. Zij waren eens
- Page 540 and 541:
troon der heerlijkheid, — wanneer
- Page 542 and 543:
egenboog der belofte. Daar zijn de