2606-volledige-tekst_tcm28-124504
2606-volledige-tekst_tcm28-124504
2606-volledige-tekst_tcm28-124504
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Hoofdstuk 9: Preventie en de-escalatie<br />
De-escalatiemaatregelen van de overheid richten zich op verschillende onderdelen van de<br />
cirkels die in de introductie van dit rapport in Figuur 1.1 zijn gepresenteerd. Om een<br />
voorbeeld te geven: aanslagen van radicale moslims als die in Parijs kunnen aanleiding zijn<br />
voor wraakacties van anti-islamactoren richting de bredere moslimgemeenschap in het<br />
betreffende land. De spanningen die op een dergelijk moment ‘gede-escaleerd’ worden zijn<br />
primair spanningen tussen anti-islamgroeperingen en de moslimgemeenschap in brede zin<br />
(dus inclusief gematigde moslims). Enerzijds is de-escalatie erop gericht om ‘spirals of<br />
violence’ te voorkomen, anderzijds om bredere processen van polarisatie in de samenleving<br />
tegen te gaan (Busher & Macklin 2014: 6). Een factor van belang is dat overheden worden<br />
geconfronteerd met het fluïde karakter van beide velden, wat een extra uitdaging vormt<br />
voor het monitoren en beheersen van de activiteiten van verdachte organisaties (interview<br />
Weeks).<br />
9.1 Ongelijkheid van de velden en gedifferentieerde behandeling<br />
Een belangrijke constatering is dat we ook bij het onderzoeken van de-escalatiemaatregelen<br />
geconfronteerd worden met de ongelijkheid van de twee velden. De aard en mate van<br />
(directe) dreiging die uitgaat van de extremistische islam is van een andere orde dan die<br />
van het anti-islamveld. 185 In lijn daarmee worden de actoren in de twee velden, zoals die in<br />
de verschillende landenhoofdstukken zijn beschreven, door de autoriteiten niet beschouwd<br />
als functionele equivalenten. 186 Busher en Macklin wezen hier al op in hun artikel in 2014,<br />
waarin zij schrijven: “[dit] roept een van de meest uitdagende en delicate vragen op voor<br />
onderzoekers, beleidsmakers en ordehandhavingsinstanties die werkzaam zijn op dit<br />
terrein: in welke mate moeten of kunnen de opponerende bewegingen die betrokken zijn in<br />
een dynamiek van cumulatief extremisme behandeld worden als functionele equivalenten<br />
van elkaar?” 187<br />
In verschillende landen, zoals in het Verenigd Koninkrijk, België en Duitsland, zijn wel<br />
generieke contraterrorisme-maatregelen en -regelingen van kracht die extremisme van alle<br />
kanten beogen aan te pakken. Ook de preventieve maatregelen binnen dit beleid zijn in<br />
theorie gericht op het tegengaan van extremisme aan beide zijden. In België bijvoorbeeld<br />
wordt daar op discursief niveau bijzonder sterk op gelet: in allerlei beleids<strong>tekst</strong>en van<br />
inlichtingendiensten en politie wordt duidelijk gemaakt dat elke vorm van radicalisering<br />
gelijk behandeld zal worden (interview Coolsaet). In de praktijk heeft het overgrote deel van<br />
de zaken onder contraterrorisme-wetgeving in zowel het VK als België betrekking op<br />
actoren uit het radicale-islamveld (interview Weeks, interview Coolsaet). De Britse expert<br />
Dr. Weeks stelt dat de Britse overheid extremisme uit de extreemrechtse of anti-islamhoek<br />
(nog altijd) in de eerste plaats als een ‘maatschappelijke onrust’-vraagstuk beschouwt.<br />
Uitzondering hierop zijn concrete voorbeelden van geweldsdaden van extreemrechtse ‘lone<br />
actors’, zoals Pavlo Lapshyn en Zack Davies (zie Hoofdstuk 4), die wel degelijk onder contraterrorisme-wetgeving<br />
zijn veroordeeld. Volgens Treadwell (in Chakraborti & Garland 2014)<br />
woedt binnen het VK een debat over de ernst van de dreiging die uitgaat van anti-islamgroeperingen<br />
als de EDL, en in het verlengde daarvan over de vraag hoe de politie hiermee moet<br />
omgaan.<br />
185 In het verlengde hiervan ging de aandacht in de gevoerde interviews voor het grootste deel uit naar de-escalatie van geweld uit de radicale<br />
islamhoek.<br />
186 Maar ook hier is het van belang onderscheid te maken tussen het meer centrale, organisatorische en zichtbare gedeelte van een beweging en<br />
individuen aan de randen, in de periferie van dergelijke bewegingen. Zichtbare, georganiseerde anti-islamgroeperingen als Pegida en de English<br />
Defence League kunnen worden beschouwd als een ‘maatschappelijke orde’-kwestie, maar gewelddadige individuen die sympathiseren met het<br />
anti-islamgedachtengoed en in naam daarvan als lone actor-geweldsdaden plegen worden wel degelijk berecht onder contraterrorisme-wetgeving,<br />
zie bijvoorbeeld de zaak Zack Davies (2015) in het VK.<br />
187 “It also raises one of the most challenging and delicate questions for researchers, policy makers, and law enforcement agencies working in this<br />
area: to what extent should or can the opposing movements engaged in any given CE dynamic be treated as functional equivalents of one<br />
another?” (Busher & Macklin 2014: 15).<br />
172