2606-volledige-tekst_tcm28-124504
2606-volledige-tekst_tcm28-124504
2606-volledige-tekst_tcm28-124504
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Voorts laat onze analyse van anti-islam-Facebookpagina’s zien dat in alle vier de landen de<br />
actoren die offline prominent aanwezig zijn, dat online ook zijn. Voor de radicale islam is<br />
het beeld complexer. In Duitsland komen online en offline sterk overeen, maar in de andere<br />
drie landen is dat minder het geval.<br />
Daarbij geeft de afwezigheid van links over en weer aan dat politieke partijen en sociale<br />
bewegingen betrekkelijk gescheiden van elkaar opereren. Hoewel dat in het oorspronkelijk<br />
onderzoeksplan niet voorzien was, betekenden de november-aanslagen in Parijs (2015) een<br />
buitengewone kans om het verband tussen ‘tweets’ en ‘streets’ te onderzoeken. In hoeverre<br />
beïnvloedden die aanslagen (de streets) het onlinedebat (de tweets)? Logischerwijs was die<br />
invloed in Frankrijk groot. In de andere drie landen was die geringer; nationale en lokale<br />
kwesties trokken daar meer de aandacht. Bovendien ebde de golf weer spoedig weg, binnen<br />
enkele dagen gingen de sociale media weer over tot de orde van de dag. De omgekeerde<br />
vraag is even interessant. In hoeverre heeft het onlinediscours invloed op wat er gebeurt in<br />
de ‘streets’? Betekent grote activiteit online dat offline een grote actie aanstaande is? Die<br />
vraag hebben we niet kunnen beantwoorden, omdat we geen offline acties gemonitord<br />
hebben. Het laatste woord is hier nog niet over gesproken, mede doordat de schaarse<br />
empirische studies elkaar tegenspreken. Zo vonden sommige onderzoekers geen steun voor<br />
de stelling dat het internet het proces van radicalisering versnelt (Von Behr e.a. 2013),<br />
terwijl anderen betogen dat sociale media wel degelijk een katalysator kunnen zijn voor<br />
gewelddadig extremisme (Pauwels e.a. 2014).<br />
Dit debat is gerelateerd aan de zogenoemde kanaliseringthese, die stelt dat een heftig<br />
discours (offline en online) een kanaliserende werking heeft, in die zin dat het de kans op<br />
radicale actie verkleint. Gesteld wordt dat sociale media een zogenoemde ‘cathartische<br />
functie’ hebben. Woede wordt door de sociale media gekanaliseerd waardoor mensen juist<br />
niet de neiging hebben de straat op te gaan. De omgekeerde these stelt dat (online) blootstelling<br />
aan het anti-islamdiscours (of radicale-islamdiscours) ervoor kan zorgen dat actoren<br />
uit de marges van het veld legitimering vinden voor geweldsplegingen tegen moslims (of<br />
‘westerlingen’). Zoals gezegd, hier is het laatste woord nog niet over gesproken.<br />
10.4.2 Over het voorkómen van escalatie en de-escalatie<br />
Ons onderzoek was mede een verkenning van wat overheden kunnen doen ter voorkoming<br />
van escalatie van de wisselwerking tussen het radicale-islamveld en het anti-islamveld. Voor<br />
zover wij dat hebben kunnen nagaan, lijken de overheden in de onderzochte landen geen<br />
expliciet, apart vastgesteld beleid te hebben om escalatie van de wisselwerking tussen<br />
actoren van beide zijden van de controverse te voorkomen. Op een dreigende escalatie<br />
wordt veelal gereageerd vanuit gevestigd langetermijnbeleid, hoewel ze in Frankrijk maar<br />
weinig preventieve maatregelen en langetermijnbeleid kennen. Het optreden hier is meer<br />
ad hoc en repressief. De aard van dat langetermijnbeleid loopt van land tot land uiteen. We<br />
stelden vast dat er een relatie bestaat tussen de bredere nationale context in de vorm van<br />
het dominante burgerschapsmodel, de politieke mogelijkheden en het langetermijnbeleid<br />
ten aanzien van radicalisering. Burgerschapsmodellen en politieke culturen – zoals de<br />
laïcité in Frankrijk en de tegen antidemocratische organisaties gerichte politieke cultuur in<br />
Duitsland – drukken een stempel op de preventieve aanpak die gekozen wordt.<br />
Een tweede inzicht heeft betrekking op het feit dat het de-escalatiebeleid even onevenwichtig<br />
blijkt als de wisselwerking zélf: ook al is de wetgeving ten aanzien van beide velden<br />
gelijk, politie en overheid gaan niet altijd op eenzelfde manier om met actoren uit de twee<br />
velden. Zo blijkt op actoren uit het radicale-islamveld vaker antiterreurwetgeving te worden<br />
toegepast dan op actoren uit de anti-islamhoek. Zoals we zagen vormt Duitsland hierop een<br />
uitzondering – hier worden beide velden op dezelfde wijze aangepakt. Zij het dat inzake de<br />
NSU Duitsland een lakse houding is verweten. In het VK daarentegen werden in een<br />
bepaalde periode juist anti-islamactoren harder aangepakt dan radicale-islamactoren,<br />
omdat de radicale moslims zich bij protesten beter aan de regels hielden. Bovendien blijkt<br />
Bedreigde identiteiten: De wisselwerking tussen anti-islambewegingen en de radicale islam<br />
197