1 01 Het gevecht om het publieke domein - Bureau Beke
1 01 Het gevecht om het publieke domein - Bureau Beke
1 01 Het gevecht om het publieke domein - Bureau Beke
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Justitiële verkenningen, jrg. 27, nr. 1, 20<strong>01</strong> 104<br />
mand anders; men veronderstelt daarbij dat die ander dat expres doet of<br />
had kunnen voork<strong>om</strong>en (Frijda, 1986) . Men ervaart dit als een aantasting<br />
van zelfrespect en men wil dit zelfrespect en de geleden schade herstellen.<br />
Dit leidt tot een actietendens met ‘stuurvoorrang’: alle aandacht<br />
en energie wordt op <strong>het</strong> object van de emotie gericht. Binnen de verkeerspsychologie<br />
is dit plastische begrip natuurlijk zeer goed op zijn plaats.<br />
Onderzoek binnen <strong>het</strong> emotiekader<br />
Om <strong>het</strong> effect van boze agressie op verkeersveiligheid vast te stellen is <strong>het</strong><br />
nodig <strong>om</strong> te weten hoe vaak boosheid voork<strong>om</strong>t, hoe vaak dit tot agressie<br />
leidt, en wat de consequenties zijn voor de verkeersveiligheid. Er wordt<br />
steeds meer (internationaal) onderzoek verricht naar deze boze verkeersagressie.<br />
Zo ontwikkelden Deffenbacher e.a. (1994) een ‘driving anger scale’, een<br />
schaal van situaties die mensen boos maken. Met deze Amerikaanse lijst<br />
is verder gewerkt in Engeland door Lajunen e.a. (1998). Zij onderscheidden<br />
drie soorten situaties: boosheid als voortgang wordt belemmerd<br />
door langzaam of niet-netjes gedrag; boosheid over roekeloos rijgedrag<br />
van anderen, en boosheid in <strong>het</strong> geval men direct <strong>het</strong> doel is van andermans<br />
vijandigheid. Jongere verkeersdeelnemers waren vaker boos, en er<br />
werd geen verschil gevonden tussen de seksen.<br />
Arnett e.a. (1997) lieten dagboekjes bijhouden waarin zij vroegen naar<br />
stemmingen vóór de ritten, naar de duur van de rit, en naar de stemming<br />
na afloop. Op basis van de duur konden zij ook vaststellen hoe hard men<br />
gereden had. Uit dit onderzoek bleek dat een geïrriteerde stemming, als<br />
enige soort stemming, aanzienlijk hogere snelheid tot gevolg had. Dit<br />
leidde overigens niet tot een betere stemming, wat wel verwacht zou<br />
kunnen worden.<br />
Ook Underwood e.a. (1999) werkten met dagboekjes, in de vorm van<br />
dictafoon-opnamen na de ritten. Hier was de aandacht gericht op boosheid<br />
en de oorzaken ervan, maar ook op hoffelijkheid. Voor <strong>het</strong> eerst<br />
werd vastgesteld hoe vaak een tot boosheid leidende gebeurtenis plaatsvond<br />
in een periode van twee weken. Uit dit onderzoek is ook af te leiden<br />
hoe vaak per mijl een dergelijk voorval plaatsvindt, namelijk eens per<br />
1100 mijl. Ook werd duidelijk dat deze boosheid vooral optrad als gevolg<br />
van een bijna-ongeval. Eens per 1300 mijl ervaarde men een gebaar van<br />
hoffelijkheid. 3<br />
3 Een eerste validering van zelfrapportage werd uitgevoerd door Lajunen en Parker (2000).<br />
De zelfrapportage betrof onder andere eigen agressieve overtredingen, de meest kwetsbare<br />
zelfrapportage. Want wie wil dat nu toegeven? De voorlopige resultaten lieten zien dat deze<br />
zelfrapportage nauwelijks hinder ondervond van zelfbedrog en sociale wenselijkheid.<br />
Van dezelfde onderzoekers verscheen recent onderzoek dat een antwoord wilde geven op<br />
de vraag: ‘Zijn agressieve mensen agressieve bestuurders?’ (Lajunen en Parker, 20<strong>01</strong>). <strong>Het</strong><br />
onderzoek laat allerlei verbanden zien tussen geneigdheid tot boosheid, geneigdheid tot<br />
agressie, feitelijke agressie, verbale agressie, andermans roekeloos rijgedrag, leeftijd en<br />
sekse.