Scriptie co-creatie 2.0 jeurissen%26vriesde sll8
Scriptie co-creatie 2.0 jeurissen%26vriesde sll8
Scriptie co-creatie 2.0 jeurissen%26vriesde sll8
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Vierde generatie evaluatieonderzoek<br />
Evaluatieonderzoek tracht van oudsher op systematische wijze, de verwachte kosten en effecten van<br />
alternatieven met elkaar te vergelijken, teneinde tot een gefundeerde keuze voor één van de alternatieven te<br />
komen. Guba en Lin<strong>co</strong>ln (1989) onderscheiden in dit verband drie generaties in de historische ontwikkeling<br />
van het evaluatieonderzoek, te weten ‘meten’ (1e generatie), ‘beschrijven’ (2e generatie) en ‘beoordelen’<br />
(3e generatie). Meten was vooral gericht op het technische proces van data vergelijking. De 2e generatie<br />
‘beschrijven’ richtte zich naast de cijfermatige onderbouwing ook op de patronen en de zwakte en sterkte<br />
van bepaalde omstandigheden en zocht naar verbanden tussen omstandigheden en resultaten. In de jaren<br />
zestig werd het belangrijker gevonden om niet alleen naar de interne standaarden te kijken, maar derde<br />
partijen er meer bij te betrekken en werd de onderzoeker meer beoordelaar. Als voorbeeld noemen de<br />
schrijvers voorbeelden uit de onderwijsevaluaties door de jaren heen om die evolutie te duiden. Het meten<br />
van de prestaties van leerlingen uitgedrukt in rapportcijfers (1e generatie), vervolgens het in verband brengen<br />
van die prestaties met interne factoren zoals de manier van lesgeven (2e generatie), naar het vragen van<br />
meningen van andere partijen zoals de ouders en de leraren van de vervolgopleidingen (3e generatie).<br />
Volgens Guba en Lin<strong>co</strong>ln hebben deze drie generaties hun beste tijd gehad, omdat er <strong>co</strong>nsensus wordt<br />
verondersteld terwijl dat in een plurale samenleving vaak niet het geval is en daardoor ontstaat een eenzijdig<br />
vertekend beeld.<br />
Belanghebbenden worden slechts benaderd als informatieverstrekkers en er vindt vaak geen gesprek plaats<br />
met de belanghebbenden. Vanuit het oogpunt van de kwaliteit en acceptatie van bevindingen is het echter<br />
onverstandig om voorbij te gaan aan de (ervarings)deskundigheid van belanghebbenden (Abma 1996). Op<br />
basis van deze kritiek komen de auteurs met een vierde generatie van evaluatieonderzoek: ‘onderhandelen’:<br />
een interactief proces van oordeelsvorming tussen groepen wier belangen worden geraakt door de evaluatie.<br />
Dit proces kan uitmonden in <strong>co</strong>nsensus, maar is ook geslaagd wanneer het persoonlijk inzicht en wederzijds<br />
begrip zijn toegenomen (Guba & Lin<strong>co</strong>ln 1989; Abma 1996). Het dialogische proces dat de auteurs voor<br />
ogen staat kan alleen functioneren als de bereidheid tot deelname, veranderen en het delen van macht<br />
aanwezig zijn bij alle actoren zodat evalueren een responsief proces wordt.<br />
De erkenning dat we leven in een onderhandelings- en netwerksamenleving waarin actoren wederzijds<br />
afhankelijk zijn en macht diffuus verspreid is, heeft geleid tot experimenten met interactieve<br />
beleidsvormingsprocessen. De rol van de overheid verschuift van centrale actor die stuurt op inhoud naar<br />
die van proces facilitator. Vierde-generatie-evaluaties geven betrokkenen ook een stem in de evaluatie en<br />
sluiten daarmee goed aan bij deze ontwikkelingen, omdat belanghebbenden niet alleen een stem krijgen in<br />
de beleidsvorming maar ook in de evaluatie daarvan.<br />
Samenvattend kunnen we stellen dat ex ante onderzoek toekomstgericht is, waarbij de te verwachten<br />
effecten van beleidsvoornemens inzichtelijk worden gemaakt en beoordeeld. Op basis van deze evaluatie<br />
kan het op te stellen of te actualiseren beleid aangepast worden, waardoor de kwaliteit verbetert.<br />
De <strong>co</strong>nclusies van een ex ante evaluatie zijn geen rocket-science en moeten soms omkleed worden met<br />
reserves. De interventie is immers nog niet toegepast en de toets vindt alleen plaats op basis van een<br />
voornemen. Maar met een goede beleidsevaluatie vooraf kunnen tijd en menskracht bespaard worden en<br />
kan er een reële inschatting gemaakt worden over de te verwachten factoren en voorwaardelijke <strong>co</strong>ndities.<br />
Dit hoeft echter niet noodzakelijkerwijs te leiden tot één uitkomst en <strong>co</strong>nsensus. Op de technische aspecten<br />
van deze responsieve manier van evalueren komen we in de volgende paragraaf terug.<br />
5 Theoretisch kader en onderzoeksstrategie 107