16.10.2012 Views

Scriptie co-creatie 2.0 jeurissen%26vriesde sll8

Scriptie co-creatie 2.0 jeurissen%26vriesde sll8

Scriptie co-creatie 2.0 jeurissen%26vriesde sll8

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

in het debat, en worden spelregels geëxpliciteerd ten aanzien van het verloop van de discussie, evenals<br />

over de wijze waarop de resultaten van de digitale discussie worden meegenomen in het beleidsproces.<br />

Als factoren voor digitale discussies noemen Bekkers & Meijer (2010:61) in het bijzonder de volgende<br />

elementen:<br />

• Status van het debat - gebrekkige of onduidelijke relatie met het beleidsvormingsproces<br />

• Selectie en representativiteit van de deelnemers - tegenvallende deelname van vrouwen, belangengroeperingen,<br />

politici en ambtenaren; versterking van de positie van de bekende ‘insprekers’<br />

• Tijdsperspectief - tijdsdruk waaronder het debat moet plaatsvinden<br />

• Mate van interactiviteit - lage mate van interactiviteit; veel inventarisatie en reproductie van meningen en<br />

standpunten; geen feitelijke discussie gericht op gemeenschappelijke beeldvorming<br />

• Kwaliteit van bijdragen - Wisselend en niet altijd bruikbaar voor het beleidsproces; er zit soms nogal wat<br />

‘ruis’ tussen.<br />

Representativiteit van de participatie en de participatie paradox<br />

Met representativiteit binnen burgerparticipatie, gaat het erom een goede afspiegeling van de burgers mee<br />

te laten praten over het beleid. Zo kan een kleine groep participanten verwoorden wat een grotere groep<br />

burgers vindt. Pröpper en Steenbeek (1999) bespreken in hun werk een aantal selectiecriteria waarmee<br />

rekening gehouden kan worden bij de selectie van participanten. Met betrekking tot representativiteit van<br />

de participanten is het volgens hen belangrijk te letten op een spreiding van participanten wat betreft<br />

kenmerken als leeftijd, geslacht, opleiding, inkomen, bevolkingsgroep, woongebied e.d. (1999: 105). Dit<br />

blijkt echter gemakkelijker gezegd dan gedaan. In de praktijk blijkt het moeilijk een representatieve groep<br />

burgers bij het beleidsproces te betrekken. Wanneer representativiteit slechts in geringe mate gerealiseerd<br />

wordt, kan verwacht worden dat deze doelen niet of in beperkte mate bereikt worden. In de praktijk blijkt<br />

namelijk dat het vooral hoogopgeleide en mondige burgers zijn die op projecten van burgerparticipatie<br />

afkomen. Er wordt ook wel van een ‘interactie-elite’ gesproken. Elite, omdat slechts een beperkte groep<br />

burgers (die vaak toch al politiek dan wel maatschappelijk actief was) deelneemt (Edelenbos &<br />

Monnikhof,2001:219).<br />

Hartman spreekt van een participatie paradox: ‘hoe meer mogelijkheden zich te laten horen in het publieke<br />

debat, hoe groter de kloof tussen burgers die daarvan gebruikmaken en zij die dat niet kunnen’ (Hartman in<br />

Van Stokkom, 2006:51). Bij burgerparticipatie is dus een bepaalde groep burgers sterk vertegenwoordigd.<br />

Echter, bepaalde andere groepen worden veelal in de participatie gemist. Groepen waarvan bekend is dat<br />

ze vaak sterk ondervertegenwoordigd zijn, zijn vrouwen, jongeren, etnische minderheden en lage opgeleiden<br />

(Wille, 2001:100). De selectiviteit die zich in de deelname aan projecten van burgerparticipatie voordoet,<br />

staat het bereiken van representativiteit in de weg.<br />

Van de Peppel en Prummel (2000) hebben onderzoek gedaan naar de factoren die deelnamebereidheid<br />

aan projecten van interactieve beleidsvoering beïnvloeden. Zij stellen dat de participanten altijd al interesse<br />

in de (lokale) politiek hadden en al deelnamen aan traditionele participatievormen. Een onevenredig groot<br />

aantal politiek geïnteresseerde en/ of actieve burgers komen op projecten van burgerparticipatie af, maar<br />

zij representeren niet alle burgers.<br />

Verwachtingen die worden gekoesterd ten aanzien van de mate waarin burgers bereid en in staat zijn om<br />

daadwerkelijk te participeren, dienen realistisch te zijn (Bekkers & Meijer 2010). Zo heeft Schudson (1998)<br />

gewezen op het feit dat burgers zich gedragen als monitorial citizens. Hun actieve betrokkenheid bij politiek,<br />

beleid en bestuur is relatief laag. Ze worden gekenmerkt door een latente betrokkenheid, die kan omslaan<br />

60 Co-<strong>creatie</strong> <strong>2.0</strong><br />

21

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!