12.09.2013 Views

Werken aan sociaal weerbare wijken - Instituut ISW

Werken aan sociaal weerbare wijken - Instituut ISW

Werken aan sociaal weerbare wijken - Instituut ISW

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Vanuit de wetenschappelijke theorie zouden we verwachten dat activiteiten die slechts op<br />

allochtonen zijn gericht, zoals deze, wel een positieve bijdrage <strong>aan</strong> de integratie kunnen<br />

leveren. Het zou kunnen zijn dat kinderen met ouders van allochtone afkomst moeite hebben<br />

om hun eigen (etnische) identiteit te ontwikkelen, omdat ze zich noch helemaal allochtoon<br />

noch helemaal Nederlands voelen. Zo’n bedreiging van de eigen etnische identiteit kan tot<br />

conflicten leiden als deze kinderen proberen zich tegen de dominante Nederlandse cultuur af<br />

te zetten. Juist activiteiten waarbij de kinderen de ruimte vinden om hun eigen groep tegen te<br />

komen en een eigen etnische identiteit kunnen ontwikkelen, zou dit soort conflicten kunnen<br />

voorkomen. Een mooi voorbeeld hiervan zijn de inspanningen van de vrijetijdsactiviteit “As<br />

Salaam” in Malburgen om de normen en waarden van de islamitische cultuur <strong>aan</strong> die van de<br />

Nederlandse samenleving te koppelen.<br />

b) Gemengde activiteiten<br />

Wat bijna altijd gebeurt, is dat kinderen van verschillende etnische groepen op binnen- en<br />

buitenschoolse activiteiten elkaar tegenkomen, omdat de activiteiten gemengd zijn. In eerdere<br />

hoofdstukken lieten we al zien dat gewoon contact hebben niet voldoende is om de<br />

interetnische beeldvorming te verbeteren. Sterker nog, contact kan zelfs averechts werken. In<br />

deze onderzoeken hebben we alleen gekeken naar het al dan niet contact hebben bij een<br />

activiteit. Wat tot nu toe buiten beschouwing is gebleven is de hoeveelheid contact, oftewel<br />

het <strong>aan</strong>tal kinderen van andere etnische groepen waarmee men contact heeft. Als de<br />

samenstelling van invloed op de beeldvorming is, zou dit een gemakkelijk sturingsinstrument<br />

voor activiteitenbegeleiders kunnen zijn.<br />

Om dit te onderzoeken kijken we weer naar schoolklassen in plaats van buitenschoolse<br />

activiteiten. Juist nu is van cruciaal belang dat we precies weten wie met wie contact heeft.<br />

Dit is bekend voor de schoolklassen, maar door de bovengenoemde beperking weten we dit<br />

niet zeker voor alle activiteiten in onze steekproef. Bovendien heeft het kijken naar<br />

schoolklassen het voordeel dat we onze resultaten kunnen vergelijken met eerder onderzoek<br />

dat werd uitgevoerd naar de samenstelling van etnisch gemengde schoolklassen. De<br />

wetenschappelijke kennis is met name op dit gebied niet eenduidig. Zo vonden onderzoekers<br />

in Duitsland dat kinderen met meer Turkse klasgenoten een positievere houding ten <strong>aan</strong>zien<br />

van Turken in het algemeen hadden (Feddes, Noack & Rutland 2009). Daarentegen kwam uit<br />

een Nederlands onderzoek op basisscholen naar voren dat het <strong>aan</strong>tal klasgenoten van een<br />

bepaalde etnische groep niet van invloed was op de beeldvorming ten <strong>aan</strong>zien van deze<br />

etnische groepen (Bakker, Denessen, Pelzer, Veneman, & Lageweg, 2007). Een andere studie<br />

uit Nederland vond zelfs dat meer contact met kinderen van etnische minderheden tot een<br />

negatievere beeldvorming leidde (Vervoort, Scholte & Scheepers 2008).<br />

In ons onderzoek hebben we gekeken hoe het <strong>aan</strong>tal Turkse, Marokk<strong>aan</strong>se of Nederlandse<br />

klasgenoten samenhangt met de beeldvorming van de kinderen ten <strong>aan</strong>zien van deze groepen.<br />

We beperken ons tot deze drie groepen, omdat zij de grootste etnische groepen in onze<br />

steekproef vormen. Beeldvorming is gemeten op een schaal van 1 tot 5 met de maat die al<br />

eerder werd beschreven. Hogere waarden st<strong>aan</strong> voor een positievere houding. Door middel<br />

van zogenoemde “structurele vergelijkingsmodellen 6 ” werd het verband tussen een <strong>aan</strong>tal<br />

klasgenoten en de beeldvorming onderzocht. Dit is ged<strong>aan</strong> <strong>aan</strong> het einde van groep 8, nadat de<br />

leerlingen dus al vele jaren samen in een klas hadden gezeten. In deze analyses worden altijd<br />

die kinderen buiten beschouwing gelaten die zelf tot de onderzochte etnische groep behoren.<br />

6 Deze methode hebben we met name gebruikt om bij de verdere uitwerking van deze studie (zie hieronder) een onderscheid<br />

te kunnen maken tussen de effecten die vriendschapsrelaties hebben op beeldvorming en het effect dat de beeldvorming<br />

heeft op het <strong>aan</strong>g<strong>aan</strong> van vriendschapsrelaties.<br />

32 | <strong>Werken</strong> <strong>aan</strong> <strong>sociaal</strong> <strong>weerbare</strong> <strong>wijken</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!