25.09.2013 Views

Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN

Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN

Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>VERBINTENISSEN</strong>RECHT VOORWAARDE – 101<br />

verhinderd en dat hij (de makelaar) daardoor zijn makelaarscommissie verloor. Weliswaar<br />

kon de verkoper de koper ook hebben gedagvaard in gedwongen uitvoering,<br />

maar door te kiezen voor de ontbinding van de verkoop beging hij geen fout, maar<br />

oefende hij gewoon zijn recht uit. Derhalve was artikel 1178 B.W. niet van toepassing.<br />

(*1)<br />

Er worden echter tal van contractuele erfstellingen toegestaan door de eerststervende<br />

aan de langstlevende echtgenoot, mits deze laatste niet van tafel en bed noch<br />

uit de echt gescheiden is (zie supra, nr. 126). Als de ‘onschuldige’ echtgenoot een<br />

vordering tot echtscheiding instelt en de echtscheiding in zijn voordeel wordt uitgesproken,<br />

heeft hij weleens de neiging om, gewapend met artikel 1178 B.W., alsnog op<br />

de contractuele erfstelling aanspraak te maken. Hij betoogt dan dat de voorwaarde<br />

waaronder hij op de nalatenschap van de schuldige echtgenoot aanspraak had kunnen<br />

maken, door diens foutieve gedraging werd verhinderd. Deze voorwaarde moet dan<br />

ook worden geacht te zijn vervuld. (*2)<br />

Dit zeer onwenselijke resultaat kan echter worden vermeden door de voorwaarde<br />

in casu als ‘oorzaak’ van de gift te beschouwen; men kan dan de gift vervallen verklaren<br />

door de verdwijning van haar oorzaak. Men verlieze echter niet uit het oog dat<br />

artikel 1178 B.W. niet ‘blind’ mag worden toegepast, maar met inachtneming van de<br />

vereisten van de redelijkheid en billijkheid. (*3)<br />

Het feit dat de toepassing van artikel 1178 B.W. een fout van de voorwaardelijke<br />

schuldenaar onderstelt, stond centraal in een aantal arbeidsrechtelijke geschillen. (*4)<br />

Een werknemer kan meestal slechts aanspraak maken (eventueel op een evenredig<br />

deel, pro rato laboris) op een eindejaarspremie of op andere analoge contractuele<br />

voordelen, voorzover hij nog in dienst is op het ogenblik waarop deze voordelen worden<br />

uitgekeerd. Wanneer de werkgever deze premies en andere analoge voordelen niet<br />

uitkeert aan inmiddels ontslagen werknemers, wierpen dezen nogal eens op dat het<br />

niet vervuld zijn van de voorwaarde waaronder zij op de premie gerechtigd waren, te<br />

wijten was aan de werkgever, en dat artikel 1178 B.W. derhalve moest worden toegepast.<br />

Wanneer de opzegging van de arbeidsovereenkomst echter conform de wettelijke<br />

en conventionele voorschriften geschiedt, is er in beginsel geen fout van de werkge-<br />

(*1) Cass. 8 september 1989, Arr. Cass. 1989-90, nr. 22; vgl. Bergen 10 september 1992, Rev. not. b. 1993, 384.<br />

(*2) Zie o.m. Brussel 30 juni 1971, Rev. not. b. 1972, 197, Rec. gén. enr. not. 1972, 37<strong>3.</strong><br />

(*3) Voor meer details, zie M. <strong>VAN</strong> QUICKENBORNE, Contractuele erfstelling, in A.P.R., Gent, 1993, 291-295,<br />

nrs. 602-608; vgl. H.R. 11 december 1942, N.J. 1943, nr. 36. Omdat de regel van art. 1178 B.W. een toepassing vormt van<br />

het criterium van goede trouw, is men in Nederland inderdaad van oordeel dat geen fout is vereist, maar dat het volstaat<br />

dat de schuldenaar zich, naar rede en billijkheid, niet op het ontbreken van de voorwaarde kan beroepen (J.D.A. DEN<br />

TONKELAAR, o.c., 73).<br />

(*4) Zie hierover, erg gedetailleerd en uitvoerig, M. DE VOS, Loon naar Belgisch arbeidsovereenkomstenrecht, Maklu,<br />

Antwerpen-Apeldoorn, 2001, 913-962, nr. 573-605. Volgens deze auteur is art. 1178 B.W. echter niet van toepassing op<br />

eventuele rechten, en betreft het hier juist een eventueel recht (in dezelfde zin, maar in een andere context, M. DAMBRE,<br />

‘Zonder krediet, geen koop’, D.C.C.R. 1997, 234, nr. 8). Zie ook E. DIRIX en A. <strong>VAN</strong> OEVELEN, ‘Kroniek van het<br />

Verbintenissenrecht’, R.W. 1992-93, 1256-1257, nr. 86; R. BOES, ‘De werking van enkele aspecten van de loonbescherming<br />

op de arbeidsrechtelijke verhouding tussen werkgever en werknemer’, in M. RIGAUX (ed.), Actuele problemen<br />

van het arbeidsrecht, Antwerpen, 1984, 366, nr. 529.<br />

Bijzondere overeenkomsten<br />

OBO – Afl. 65 (4 oktober 2005)

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!