25.09.2013 Views

Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN

Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN

Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

VOORWAARDE – 160<br />

<strong>VERBINTENISSEN</strong>RECHT<br />

grond van A’s dadelijke betaling aan B met terugwerkende kracht vervallen, wanneer<br />

C achteraf alsnog trouwt. Deze betaling kan ongedaan worden gemaakt door de vordering<br />

uit onverschuldigde betaling.<br />

In het Nederlandse recht daarentegen, waarin, zoals gezegd, de terugwerking van<br />

de vervulde voorwaarde wordt beperkt tot de zakenrechtelijke werking van de vervulde<br />

ontbindende voorwaarde, is deze betaling niet onverschuldigd: op het ogenblik<br />

van A’s betaling lag daaraan diens verbintenis ten grondslag. A kan zijn betaling aan<br />

B niet terugvorderen op basis van afdeling 2 van Titel 4 van boek 6 (‘Verbintenissen<br />

uit andere bron dan onrechtmatige daad of overeenkomst’), maar heeft daartoe artikel<br />

6:24 N.B.W. nodig uit de titel ‘Voorwaardelijke verbintenissen’, volgens welke de<br />

schuldeiser verplicht is de reeds verrichte prestaties ongedaan te maken, nadat een<br />

ontbindende voorwaarde is vervuld (tenzij uit de inhoud of de strekking van de<br />

rechtshandeling anders voortvloeit). De afschaffing van de terugwerkende kracht van<br />

de vervulde voorwaarde deed derhalve in het Nieuw Burgerlijk Wetboek een leemte<br />

ontstaan, die werd verholpen door de inlassing van voormeld artikel 6:24, lid 1<br />

N.B.W. (*1)<br />

Werd daarentegen een verbintenis onder opschortende voorwaarde, pendente conditione,<br />

nagekomen, dan kan de ongedaanmaking van deze betaling in het Nederlandse<br />

recht wèl worden gevorderd op grond van onverschuldigde betaling. Op het ogenblik<br />

van de betaling was het immers onzeker of het recht van de schuldeiser ooit zou ontstaan,<br />

zodat aan de toepassingsvoorwaarden van artikel 6:203 N.B.W. is voldaan. (*2)<br />

Nadat de opschortende voorwaarde echter in vervulling is gegaan, is geen vordering<br />

uit onverschuldigde betaling meer mogelijk. Wie aan de vervulling van de opschortende<br />

voorwaarde terugwerkende kracht toekent, beschouwt haar als vervuld op<br />

het ogenblik waarop de overeenkomst werd gesloten, zodat de betaling niet onverschuldigd<br />

is. (*3)<br />

Wie deze terugwerking echter verwerpt, zal een beroep moeten doen op een andere<br />

constructie om de terugvordering af te wijzen. Hij kan b.v. inroepen dat de voorwaar-<br />

(*1) ASSER-HARTKAMP, o.c., IV-1, 135, nr. 176 en 137, nr. 177.<br />

(*2) ASSER-HARTKAMP, o.c., IV-1, 138, nr. 180.<br />

Art. 6:203 N.B.W.: ‘1. Diegene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, is gerechtigd dit van de<br />

ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen. 2. Betreft de onverschuldigde betaling een geldsom, dan strekt de<br />

vordering tot teruggave van een gelijk bedrag’.<br />

Art. 6:25 N.B.W.: ‘Is een krachtens een verbintenis onder opschortende voorwaarde verschuldigde prestatie voor de<br />

vervulling van de voorwaarde verricht, dan kan overeenkomstig afdeling 2 van titel 4 ongedaanmaking van de prestatie<br />

worden gevorderd, zolang de voorwaarde niet in vervulling is gegaan‘.<br />

(*3) H. DE PAGE, o.c., I, nr. 166, 4°; PLANIOL en RIPERT, o.c., VII, nr. 1040.<br />

OBO – Afl. 65 (4 oktober 2005) Kluwer uitgevers

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!