Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
VOORWAARDE – 52<br />
<strong>VERBINTENISSEN</strong>RECHT<br />
78 Een zodanig betoog is inderdaad niet zeer verhelderend. Zo zal iedereen het er<br />
wel over eens zijn dat een verbintenis die enkel afhangt van de wil van de schuldenaar<br />
slechts een schijnverbintenis is, waarmee rechtens geen rekening kan worden gehouden.<br />
De wil van de schuldenaar moet enigermate geobjectiveerd worden, en in<br />
een werkelijke handeling uitmonden. Men kan zich echter erg banale handelingen<br />
voorstellen, die bijna samenvallen met de loutere wil van de schuldenaar. Die kan me<br />
b.v. een dansje beloven, als ze even de wenkbrauwen fronst, of aan haar oor trekt, of<br />
glimlacht. Kan dit wenkbrauwengefrons worden beschouwd als een ‘eenvoudig potestatieve<br />
voorwaarde’?<br />
In dit verband zij eraan herinnerd dat de term ‘louter potestatief’ wel degelijk voorkomt<br />
in het oorspronkelijke ontwerp van de Code civil. (*1) Uiteindelijk werd de term<br />
‘louter’ weliswaar geschrapt. Maar de bedoeling van deze tekstwijziging lijkt te zijn<br />
geweest artikel 1174 B.W. ook van toepassing te maken op de uitvoering van een zeer<br />
banale handeling – indien ik aan mijn neus wrijf b.v. – die, normalerwijze gesproken,<br />
kan worden beschouwd als enkel van de wil van de schuldenaar afhankelijk. (*2)<br />
Ook het onderscheid tussen een eenvoudig potestatieve en een gemengde voorwaarde<br />
is niet overtuigend. De eenvoudig potestatieve voorwaarde hangt deels af van<br />
de wil van een onbepaalde derde, terwijl de gemengde deels afhangt van de wil van<br />
een bepaalde derde. Toch is in talloze – zo niet in alle – situaties de vervulling van de<br />
gemengde voorwaarde moeilijker dan de vervulling van het eenvoudig potestatief<br />
equivalent ervan. (*3) Men denke aan het volgende voorbeeld: ik beloof je mijn paard,<br />
als ik trouw met T (tenzij T zelf het paard wil berijden). Maar een huwelijk met T is<br />
voor mij (en, naar ik onderstel, voor zeer velen) veel moeilijker te realiseren dan een<br />
huwelijk met een willekeurige derde. T is erg kieskeurig, en bovendien zeer gewild<br />
op de huwelijksmarkt; de vraag overtreft in hoge mate het aanbod. Een huwelijk met<br />
een onbepaalde derde (d.w.z. met enige derde) behoort daarentegen meer tot mijn<br />
mogelijkheden: hààr zal ik allicht gemakkelijker in het huwelijksbootje krijgen dan T.<br />
Dit is overigens het tragisch lot van elke mens: Romeo kon gemakkelijk zijn leven<br />
delen met een willekeurig meisje; alleen met zijn ware liefde, Julia, lukte dit niet.<br />
Datgene wat men echt wil, blijft helaas meestal onbereikbaar.<br />
79 Bovendien vloeit de nietigheid van een verbintenis onder louter potestatieve<br />
voorwaarde langs de zijde van de schuldenaar niet alleen en niet zozeer voort uit het<br />
(*1) P.A. FENET, Recueil complet des travaux préparatoires du Code civil, Parijs 1826 (herdruk O. Zeller, Osnabrück,<br />
1968), XIII, 13; Y. HANNEQUART, ‘La condition’, in Nov., Dr. civ., IV-2, nr. 78).<br />
(*2) Voor meer details, zie G. BAUDRY-LACANTINERIE en L. BARDE, o.c., XIII, 17-19, nr. 781.<br />
(*3) A. VERBEKE en I. VERVOORT (‘Contracten onder voorwaarde’, in B. TILLEMAN en A. VERBEKE (eds.), Knelpunten<br />
Kanscontracten, Schoten, 2004, 168 e.v., nr. 22, noot 46) vinden het onderscheid ‘bizar’. Zij achten H. DE PAGE<br />
(o.c., I, nr. 155bis) ervoor verantwoordelijk. H. DE PAGE nam het onderscheid echter over van BAUDRY-LACANTINE-<br />
RIE en BARDE (o.c., XIII, 22, nrs. 785-786) die het als volgt rechtvaardigen: ‘...(L)orsque la condition dépend à la fois<br />
de la volonté d’une des parties contractantes et d’un tiers, elle est potestative, et non mixte, si le tiers est indéterminé.<br />
Exemple: si je me marie. C’est qu’en pareil cas, relativement aux parties, la volonté d’un tiers a vraiment le caractère du<br />
hasard’.<br />
OBO – Afl. 65 (4 oktober 2005) Kluwer uitgevers