Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>VERBINTENISSEN</strong>RECHT VOORWAARDE – 19<br />
De wanprestatie brengt dus niet (in tegenstelling tot een eigenlijke ontbindende<br />
voorwaarde) automatisch de ontbinding van de overeenkomst mee. Het uitdrukkelijk<br />
ontbindend beding heeft slechts uitwerking, indien de schuldeiser door een wilsuiting<br />
duidelijk maakt dat hij er zich wil op beroepen. Anders zou de foutief handelende<br />
wederpartij door haar eigen wanprestatie de overeenkomst zeer eenvoudig kunnen<br />
beëindigen. (*1)<br />
In dit verband moge het niet ongebruikelijke beding worden vermeld, volgens welk<br />
de overeenkomst van rechtswege zal worden ontbonden bij faillissement van de wederpartij.<br />
Dit beding wordt door de enen als een uitdrukkelijk ontbindend beding beschouwd<br />
(*2), omdat het de eigenaar wil beschermen tegen de ongemakken van een<br />
gerechtelijke ontbindingsprocedure, en ingegeven is door de vrees van niet-nakoming.<br />
Anderen (*3) beschouwen het beding in kwestie als een ontbindende voorwaarde. De<br />
keuze voor deze of gene kwalificatie blijft niet zonder rechtsgevolgen. De schuldeiser<br />
die de ontbinding inroept krachtens een ontbindend beding, loopt het gevaar geconfronteerd<br />
te worden met de paritas creditorum-regel. De vervulling van de ontbindende<br />
voorwaarde na het ontstaan van de samenloop staat de schuldeiser echter wel<br />
toe om aan deze samenloop te ontsnappen wegens de retroactieve werking van de<br />
vervulde ontbindende voorwaarde. Zoals steeds, moet de bedoeling van de partijen te<br />
dezen determinerend zijn, al lijkt de voorkeur in beginsel te moeten uitgaan naar de<br />
kwalificatie als ontbindende voorwaarde.<br />
24 Het zo-even betoogde mag echter niet doen vergeten dat de vraag of het plaatsgrijpen<br />
van een toekomstige en onzekere gebeurtenis door de partijen als ‘voorwaarde’<br />
dan wel als het voorwerp van een plicht werd opgevat, soms moeilijk te beantwoorden<br />
valt. Men onderstelt b.v. een overeenkomst waarbij de stichter-hoofdaandeelhouder<br />
van een vennootschap zijn aandelen aan een derde cedeert, op voorwaarde<br />
dat hij tot bestuurder van de vennootschap wordt benoemd of dat zijn mandaat<br />
als bestuurder nog gedurende een zekere tijd zal worden gehandhaafd. Hoewel het<br />
meer in de rede ligt om hierin een echte verbintenis van de cessionaris te zien, zijn er<br />
zeker omstandigheden denkbaar waarin deze laatste terzake geen enkele verplichting<br />
op zich heeft genomen. In dit geval maakten de partijen de overdracht werkelijk, volledig<br />
vrijblijvend, afhankelijk van de voorwaarde dat de bestuursorganen van de vennootschap<br />
het bestuursmandaat van de cedent zouden handhaven. Als deze organen<br />
(*1) W. RAUWS, o.c., 508, en de aldaar geciteerde verwijzingen; S. STIJNS, o.c., 456, nr. 329, en de aldaar geciteerde<br />
verwijzingen. De ontbinding van een verkoop krachtens een uitdrukkelijk ontbindend beding of de laattijdig (meer dan<br />
één jaar na datum) ingestelde ontbinding krachtens een stilzwijgend ontbindend beding (evenmin als de vordering tot nietigheid)<br />
geeft geen aanleiding tot teruggave van de verschuldigde registratierechten, wat de partijen vaak over het hoofd<br />
zien (art. 209 W. Reg.; L. COLLON, noot onder Rb. Charleroi 20 juni 2001, Rev. not. b. 2003, 174, nr. 37).<br />
(*2) A. CLOQUET, Les concordats et la faillite, inNov., Droit comm., IV, Brussel, 1985, nr. 1463; M.-Cl. ERNOTTE,<br />
‘Nature de la clause résolutoire expresse en cas de faillite – condition résolutoire ou pacte commissoire exprès’, in Ann. dr.<br />
Liège, 1988, 176-178 en 180-182.<br />
(*3) A. VERBEKE en I. VERVOORT, ‘Contracten onder voorwaarde’, in B. TILLEMAN en A. VERBEKE (eds.), Knelpunten<br />
Kanscontracten, Schoten, 2004, 166 e.v., nrs. 15-18; Luik 24 september 1986, Ann. dr. Liège, 1988, 168; Kh. Charleroi<br />
19 maart 1996, Rev. not. b. 1996, 279.<br />
Bijzondere overeenkomsten<br />
OBO – Afl. 65 (4 oktober 2005)