25.09.2013 Views

Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN

Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN

Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

VOORWAARDE – 104<br />

mezelf verbind als ik me bedrink, zonder dat u erop speculeert dat ik aan de verleiding<br />

niet zal kunnen weerstaan.<br />

– De bewijslast<br />

<strong>VERBINTENISSEN</strong>RECHT<br />

153 Het staat aan de voorwaardelijke schuldeiser die beweert dat de schuldenaar op<br />

kunstmatige en foutieve wijze de vervulling van de voorwaarde heeft verhinderd,<br />

diens fout te bewijzen. (*1) Hij moet echter niet bijkomend bewijzen dat deze fout<br />

daadwerkelijk de vervulling van de voorwaarde belette.<br />

In combinatie met het eerder betoogde (zie nr. 147), leidt dit er dus toe dat de<br />

schuldeiser ermee kan volstaan de fout van de schuldenaar aan te tonen, zonder tevens<br />

het oorzakelijk verband tussen fout en schade – in dit geval het uitblijven van de<br />

voorwaarde – te moeten bewijzen, wat toch niet vanzelfsprekend is.<br />

Uiteraard kan de schuldenaar repliceren dat de voorwaarde, ook zonder zijn fout,<br />

zou zijn uitgebleven. (*2) Wel moet hij daarvan het bewijs leveren.<br />

Indien de voorwaarde juridisch onmogelijk is, en b.v. indruist tegen stedenbouwkundige<br />

voorschriften, kan de schuldenaar ermee volstaan hierop te wijzen. Een<br />

juridisch onmogelijke voorwaarde kan niet worden vervuld, hoe diligent de schuldenaar<br />

zich ook opstelt. (*3) De schuldeiser heeft overigens geen rechtmatig belang bij<br />

de vervulling van een zodanige voorwaarde.<br />

De rechtspraak belast zelfs weleens de schuldenaar met het bewijs dat hij geen fout<br />

beging. (*4) Dit valt allicht hierdoor te verklaren dat de schuldeiser, wanneer de voorwaarde<br />

bestaat in de beslissing van een (relatief onbepaalde) derde, een bank b.v. die<br />

al dan niet aan de kandidaat-koper een lening zal toestaan, een negatief feit moet bewijzen:<br />

de voorwaardelijke schuldenaar heeft noch bij bank 1, noch bij bank 2,... noch<br />

bij ...bank n om een lening gevraagd. Men gaat als het ware vermoeden dat de schuldenaar<br />

die geen lening verkreeg, dit aan zijn eigen passiviteit te wijten heeft en legt<br />

hem het tegenbewijs van dit feitelijk vermoeden op. Men realisere zich eveneens dat<br />

de fout van de schuldenaar in gevallen als deze bestaat in een omissie, een nalaten.<br />

Het moet dus vaststaan dat de voorwaarde, in casu de gewenste lening, zich zou hebben<br />

voorgedaan, indien de schuldenaar daartoe de nodige ijver aan de dag had gelegd.<br />

Een en ander mag echter niet doen vergeten dat de bewijslast principieel bij de<br />

schuldeiser ligt, die bovendien reeds, op het vlak van het bewijs, wordt bevrijd van<br />

het bewijsrisico nopens het causaal verband tussen de fout van de schuldenaar en het<br />

uitblijven van de voorwaarde.<br />

(*1) B.v. Bergen 10 september 1992, Rev. not. b. 1993, 384.<br />

(*2) ASSER-HARTHAMP, o.c., 134, nr. 174; G. MARTY en P. RAYNAUD, Dr. civ. II-1, Les obligations, Parijs, 1962,<br />

nr. 81; Brussel 12 juli 1905, Pas. 1906, II, 76; Antwerpen 30 juni 1998, A.J.T. 2000-2001, 211.<br />

(*3) Antwerpen 30 juni 1998, A.J.T. 2000-01, 211.<br />

(*4) Zie b.v. Kh. Bergen 12 juni 1997, T.B.H. 1998, 457: ‘Qu’ainsi le débiteur doit établir qu’il a accompli des diligences<br />

normales ou justifier les raisons pour lesquelles il n’a pu surmonter les obstacles mis à la réalisation de la condition’;<br />

Bergen 12 november 1991, D.C.C.R. 1992-93, 58 (59), met noot I. DEMUYNCK; Rb. Luik 15 november 1993, J.L.M.B.<br />

1993, 1495.<br />

OBO – Afl. 65 (4 oktober 2005) Kluwer uitgevers

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!