25.09.2013 Views

Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN

Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN

Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>VERBINTENISSEN</strong>RECHT VOORWAARDE – 131<br />

vorderingen. (*1) De voorwaardelijke verkrijger kan overigens tegen de derde-bezitter<br />

ten bewarende titel een vordering instellen tot erkenning van zijn recht en aldus de<br />

lopende verkrijgende verjaring stuiten. Men overwege bovendien dat de derde-bezitter,<br />

in tegenstelling tot de schuldenaar van een voorwaardelijke schuld, niet op de<br />

hoogte hoeft te zijn van voorwaardelijk toegekende rechten op het goed dat hij bezit.<br />

Men kan zich echter afvragen tegen wie van de ‘twee potentiële eigenaars’, de<br />

voorlopige of de definitieve, de derde bezitter heeft verjaard, wanneer de verjaringstermijn<br />

ten opzichte van één van hen, door minderjarigheid b.v., geschorst is. Wie de<br />

terugwerkende kracht van de voorwaarde consequent toepast (zie daarover verder,<br />

nrs. 233 e.v.), komt tot de bevinding dat de definitieve eigenaar, de eigenaar onder<br />

opschortende voorwaarde in ons geval, geacht wordt van meetaf eigenaar te zijn geweest,<br />

zodat de verjaring geacht wordt tegen hem te hebben gelopen. ‘La rétroactivité<br />

de la condition est un principe absolu qui doit recevoir son application à tous les cas<br />

qui peuvent se présenter. Si donc l’acquéreur conditionnel est mineur et que la condition<br />

se réalise, l’acquéreur étant censé avoir possédé depuis le contrat, c’est contre<br />

lui que la prescription aura couru; par conséquent elle aura été suspendue pendant le<br />

cours de sa minorité’. (*2)<br />

Andere auteurs beoordelen deze vraag op haar eigen merites en vinden dat de verjaring<br />

moet worden beoordeeld ten opzichte van de eigenaar wiens recht werd ont-<br />

(*1) F. LAURENT, o.c., XXXII, 38-45, nrs. 25-32; BAUDRY-LACANTINERIE en TISSIER, o.c., XXVIII, 316-320, nrs.<br />

396-397; H. DE PAGE, o.c., VII, 1051, nr. 1154; Juriscl. civ., art. 2251-1159 (door J.J. TAISNE), nr. 79; anders: Ch.<br />

BEUDANT, Cours de droit civil français, IV,Les biens, 2e uitg., Parijs, 1938, 855, nr. 771; M. PLANIOL en G. RIPERT,<br />

Traité pratique de droit civil français, 2e uitg., III, Les biens, door M. RICARD, Parijs, 1952, 705, nr. 696; G. MARTY en<br />

P. RAYNAUD, Dr. Civ., Les biens, 2e uitg., Parijs, 1980, nr. 192.<br />

De Franse rechtspraak opteert meestal voor de toepassing van art. 2257 B.W. op de verkrijgende verjaring (ofschoon het<br />

motief dat de verjaring van zakelijke rechten pas begint te lopen vanaf de vervulling van de voorwaarde, vaak ten overvloede<br />

wordt gegeven, zodat deze rechtspraak m.i. niet zo decisief is): Cass. fr. 12 januari 1988, Bull. civ. 1988, III, nr. 6,<br />

met noot H. SOULEAU in Rép. Defrénois, 1988, 1149, nr. 118; 4 juli 1984, D. 1985, 214 met noot A.B. (in verband met<br />

de verjaring tegen een reservataire erfgenaam); 25 oktober 1968, Bull. civ. 1968, III, nr. 417; Parijs 16 maart 1949, J.C.P.<br />

1949, II, 4960, met noot E. BECQUÉ (in verband met de verjaring tegen een reservataire erfgenaam); Bordeaux 16 juni<br />

1936, D. 1936, 2, 500 (inzake vruchtgebruik) Cass. fr. 26 oktober 1915, D. 1921, 39, S. 1920, 1, 6; 8 januari 1900, D.<br />

1900, 103 (in verband met de verjaring van een hypotheek); Pau 26 juni 1888, D. 1889, 2, 119; Bordeaux 12 mei 1879, D.<br />

1888, 2, 6 (in verband met hypotheken).<br />

Voor de Belgische rechtspraak citeert men Cass. 23 april 1847, Pas. 1847, I, 268 en Luik 27 juni 1935, J.L. 1935, 241,<br />

die echter slechts zijdelings verband houden met het probleem.<br />

(*2) F. LAURENT, o.c., XVII, 113, nr. 95; vgl. BAUDRY-LACANTINERIE en BARDE, o.c., XIII, 47, nr. 821: ‘La prescription,<br />

quand l’événement prévu s’est réalisé, doit être apprécié au regard du contractant au profit duquel la condition<br />

s’est accomplie’; BAUDRY-LACANTINERIE en TISSIER, o.c., XXVIII, nrs. 403 en 461; H. DE PAGE, o.c., VII,<br />

nrs. 1154 en 1156; anders: Ch. BEUDANT, Cours de droit civil français, 2e uitg., door R. BEUDANT en P.<br />

LEREBOURS-PIGEONNIÈRE, VIII, Les Contrats et les obligations, door G. LAGARDE, Parijs, 1936, nr. 740; Jur. civ.,<br />

art. 1181 en 1182, nr. 25. Zie over het probleem, zeer uitvoerig, maar niet erg helder, Y. HANNEQUART, in Nov., Dr. civ.,<br />

IV-2, v° condition, nrs. 323-339.<br />

Bijzondere overeenkomsten<br />

OBO – Afl. 65 (4 oktober 2005)

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!