25.09.2013 Views

Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN

Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN

Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

VOORWAARDE – 150<br />

<strong>VERBINTENISSEN</strong>RECHT<br />

belangenconflict tussen het slachtoffer, de voorlopige en de definitieve eigenaar op te<br />

lossen.<br />

231 In deze context moge ook het geval worden vermeld van een handelsvertegenwoordiger<br />

die deels werd betaald in de vorm van een commissieloon op de door hem<br />

geplaatste bestellingen ‘op het einde van de maand, volgend op de betaling’. Omdat<br />

het niet zeker is dat de klant de geplaatste bestelling effectief zal betalen, is het recht<br />

op het commissieloon van een opschortende voorwaarde afhankelijk, namelijk de betaling<br />

van de bestelling. Wanneer deze handelsvertegenwoordiger een aantal bestellingen<br />

plaatst vóór het faillissement van zijn werkgever, terwijl de betaling pas na dit<br />

faillissement plaatsvindt, zou een automatische toepassing van de retroactiviteit tot de<br />

conclusie leiden dat de betaling geschiedde vóór het faillissement. De schuldvordering<br />

van de handelsvertegenwoordiger zou dan een schuld in de boedel zijn, die geprimeerd<br />

wordt door de boedelschulden. (*1)<br />

Men herinnere zich overigens hoe reeds de vraag naar de verjaring van voorwaardelijke<br />

persoonlijke en zakelijke vorderingen door sommige auteurs wordt opgelost,<br />

los van de blinde toepassing van de retroactiviteit (zie supra, nr. 197).<br />

232 Een en ander neemt niet weg dat men, dankzij de fictie van de terugwerking<br />

van de vervulde voorwaarde, sommige rechtsfiguren kan valideren die normalerwijze<br />

in strijd zijn met het systeem van het Burgerlijk Wetboek.<br />

Aldus verbiedt artikel 896 B.W. erfstellingen over de hand. Dit verbod kan echter<br />

worden omzeild door het dubbel voorwaardelijk legaat. (*2) De testator legateert aan<br />

X, onder de ontbindende voorwaarde dat die zonder afstammelingen sterft, en aan Y,<br />

onder de opschortende voorwaarde dat X zonder afstammelingen sterft. Dezelfde gebeurtenis<br />

– het kinderloos sterven van X – fungeert dus als opschortende voorwaarde<br />

voor Y en als ontbindende voorwaarde voor X. Als de voorwaarde gerealiseerd wordt,<br />

(*1) Cass. 27 april 1992, Arr. Cass. 1991-92, 813, R.W. 1992-93, 60; men zie daarover W. <strong>VAN</strong> GERVEN, Handels- en<br />

economisch recht, Brussel, 1989, I,A, 270, nr. 251 (door I. VEROUGSTRAETE en C. <strong>VAN</strong> SCHOUBROECK); B. MAES,<br />

‘Nieuwe rechtspraak van het Hof van Cassatie over het begrip ‘schulden van de boedel’’, T.B.H. 1988, 74 e.v. Vgl. Cass.<br />

15 september 1983, Arr. Cass. 1983-84, 41, dat evenzeer als een uitzondering op de retroactiviteit zou kunnen worden<br />

opgevat; Arbrb. Brussel 26 juli 1999, J.L.M.B. 2000, 207 (211); de werkgever (of de curator die de failliete werkgever<br />

vervangt) mag de werknemers-personeelsafgevaardigden om economische en technische redenen ontslaan, onder de opschortende<br />

voorwaarde van de erkenning door het bevoegd paritair comité van de realiteit van de ingeroepen economische<br />

of technische redenen. Dit ontslag gaat slechts in binnen twee maanden na het indienen van de aanvraag tot erkenning<br />

(Wet 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling van de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden,<br />

art. 3). De beslissing van het paritair comité of de ontstentenis daarvan binnen twee maanden werkt dus niet terug. De<br />

rechtbank rechtvaardigt deze uitzondering op de retroactiviteit met de overweging dat de gerechtelijke ontbinding op basis<br />

van art. 1184 B.W. van overeenkomsten met voortdurende prestaties evenmin terugwerkt.<br />

(*2) Zie daarover H. DE PAGE (en R. DEKKERS), o.c., VIII-1, nr. 811 en VIII-2, nr. 1751; A. KLUYSKENS, Beginselen<br />

van Burgerlijk Recht, III, De schenkingen en testamenten, 4e uitg., 1955, 436-438, nr. 286; M. PLANIOL en G. RI-<br />

PERT, Traité pratique de droit civil français, V, Donations et testaments, 2e uitg., door A. TRASBOT en Y.<br />

LOUSSOUARN, Parijs, 1957, nr. 288; G. MARTY en P. RAYNAUD, Droit civil. Les successions et les libéralités, Parijs,<br />

1983, 493, nr. 661; Luik 26 april 1944, Rec. gén. enr. not. 1945, 89, met concl. Proc. Gen. J. CONSTANT.<br />

OBO – Afl. 65 (4 oktober 2005) Kluwer uitgevers

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!