Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
VOORWAARDE – 84<br />
D. DE TOEPASSINGSSFEER <strong>VAN</strong> DE VOORWAARDE<br />
1. De voorwaarde is gebaseerd op de partijwil<br />
<strong>VERBINTENISSEN</strong>RECHT<br />
124 De voorwaarde is een modaliteit van een recht of van een verbintenis. Dit recht<br />
of deze verbintenis vloeien zelf voort uit een rechtshandeling, voor de geldigheid<br />
waarvan een aantal constitutieve bestanddelen vereist zijn. Wanneer de rechtshandeling<br />
volmaakt is, zullen haar rechtsgevolgen, de rechten en de plichten van de partijen,<br />
normalerwijze intreden. De partijen kunnen de werking (of het blijven voortduren)<br />
van deze rechten en/of verbintenissen echter van een voorwaarde afhankelijk<br />
maken. De voorwaarde is dus steeds op de partijwil gebaseerd, op een contract of een<br />
eenzijdige rechtshandeling, aanbod, testament of... (*1), aldus het postulaat waarvan<br />
de doctrine blijkt uit te gaan. (*2)<br />
Eerder (zie supra, nrs. 40 e.v.) werd weliswaar betoogd dat sommige rechtshandelingen,<br />
ongeacht het feit of de partijen ze al dan niet voorwaardelijk sloten, hun<br />
rechtsgevolgen pas afwerpen (of deze rechtsgevolgen verliezen), mits zekere voor hun<br />
effectiviteit gestelde feiten zich voordoen. Men spreekt in dit verband ook van voorwaarden<br />
uit de aard van de zaak of van wettelijke voorwaarden. (*3) De bieder aan<br />
wie het goed, in het raam van een procedure tot uitvoerend beslag op onroerend goed,<br />
wordt toegewezen, wordt slechts effectief eigenaar van het goed, indien een hoger<br />
(*1) P. <strong>VAN</strong> OMMESLAGHE, Droit des obligations, Brussel, 1996, vol. 3, 761, 5°; J. ROODHOOFT e.a., Bestendig<br />
Handboek Verbintenissenrecht, Verbintenissen onder voorwaarde (door B. CLAESSENS), Antwerpen, losbl., nr. 2522; Jur.<br />
civ., art. 1168-1174 (door J.J. TAISNE), nr. 66; Ph. MALAURIE en L. AYNÈS, Cours de droit civil, VI.Les obligations,<br />
vol. 3, Le régime général, Parijs, 2001, 125: ‘La condition a généralement une origine volontoire’ (eigen cursivering); G.<br />
MARTY en P. RAYNAUD, Droit civil, II-1, Les obligations, Parijs, 1962, 758, nr. 758: ‘La condition résulte la plupart du<br />
temps et presque toujours de la convention’; M. PLANIOL en G. RIPERT, Traité pratique de droit civil français, VII,<br />
Obligations, 2e uitg, Parijs, 1954, 371, nr. 1024: La dépendance de l’obligation vis-à-vis de l’événement envisagé doit être<br />
l’œuvre de la volonté des parties’.<br />
De thans afgeschafte art. 960 e.v. B.W. (herroeping van een schenking door de geboorte van een kind) vormen een mooi<br />
voorbeeld van een wettelijke ontbindende voorwaarde, ofschoon H. DE PAGE (o.c., VIII, nr.710) leert dat het regime van<br />
deze ontbinding niet volledig gelijk te schakelen is met dit van een conventionele onbindende voorwaarde.<br />
(*2) Dit postulaat wordt door sommigen in twijfel getrokken. Aldus merkt O. MILHAC (La notion de condition dans les<br />
contrats à titre onéreux, Parijs, 2001, 393, nr. 1042) vrij sarcastisch op: ‘’La reconnaissance d’une condition suspensive<br />
d’origine légale fut toujours contestée par une partie de la doctrine. L’affirmation selon laquelle la condition de l’article<br />
1168 ne peut être que d’origine conventionnelle et non légale court comme un long frémissement tout au long de notre<br />
XXe siècle de sorte que cette affirmation désormais profondément ancrée dans les mœurs juridiques est parfois plus psalmodiée<br />
que vérifiée’.<br />
(*3) Volgens een cassatiearrest van 30 april 1990 (Arr. Cass. 1989-90, 1126; vgl. Cass. 11 april 1994, Soc. Kron. 1994,<br />
283) vloeit een verplichting, opgelegd door een bij K.B. algemeen verbindend verklaarde cao, niet voort uit een door de<br />
werkgever aangegane verbintenis, maar uit een regeling die, hoewel zij geen door de overheid uitgevaardigde verordening<br />
is, niettemin ingevolge een overheidshandeling de rechtskracht van een algemene verordening heeft. Via art. 23 van de<br />
cao-Wet integreren dergelijke bepalingen, en dus ook de voorwaardelijke verbintenissen die ze eventueel creëren, zich van<br />
rechtswege in de individuele arbeidsovereenkomsten waarvoor de betrokken cao verbindend is, eventueel met automatische<br />
substitutie en conversie van conflicterende bepalingen in de individuele arbeidsovereenkomst (zie daarover M. DE<br />
VOS, Loon naar Belgisch arbeidsovereenkomstenrecht, Maklu, Antwerpen-Apeldoorn, 2001, 935, nr. 588 en 337, nr. 185).<br />
Het cassatiearrest van 30 april 1990 ligt in het verlengde van het arrest van 14 april 1980 (R.W. 1980-81, 113, met concl.<br />
van Adv. Gen. H. LENAERTS), en bevestigt de reglementaire aard van de normatieve bepalingen van een algemeen verbindend<br />
verklaarde cao.<br />
OBO – Afl. 65 (4 oktober 2005) Kluwer uitgevers