25.09.2013 Views

Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN

Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN

Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>VERBINTENISSEN</strong>RECHT VOORWAARDE – 53<br />

feit dat hij zich slechts vrijblijvend heeft verbonden, maar ook en vooral uit de bekommernis<br />

de schuldeiser te beschermen tegen de willekeur van de schuldenaar. ‘A<br />

partir d’une nullité organique, sanctionnant l’absence d’un élément sans lequel l’obligation<br />

ne pouvait exister, à savoir un consentement réel, [la nullité édictée par<br />

l’article 1174 C. civ.] devient de plus en plus une nullité de protection visant à empêcher<br />

qu’une partie soit obligée sans bénéficier d’un engagement réel en contrepartie’.<br />

(*1) Dit lijkt de kernidee te zijn, de leidraad die ten grondslag ligt aan het onderscheid<br />

tussen een louter potestatieve en de eenvoudig potestatieve voorwaarde van<br />

de klassieke theorie. (*2)<br />

80 In dit perspectief is het leerzaam even uit te weiden over de partijbeslissing (*3),<br />

waarmee de verbintenis onder louter potestatieve voorwaarde veel verwantschap vertoont.<br />

Bij een partijbeslissing wordt het voorwerp van de verbintenis van een van de<br />

betrokken partijen door haarzelf of door haar wederpartij bepaald. De partijen bepalen<br />

dus niet rechtstreeks en bij het aangaan van de overeenkomst het voorwerp van de<br />

respectieve verbintenissen, maar zij laten de bepaling van dit voorwerp aan een van<br />

hen over. De geldigheid van een partijbeslissing wordt thans algemeen aanvaard.<br />

Het voorwerp van de verbintenis kan zowel door de schuldeiser als door de schuldenaar<br />

nader worden bepaald. Bepaalt de schuldeiser het voorwerp van de verbintenis<br />

van de schuldenaar, dan verdient deze laatste evenwel een grotere bescherming dan<br />

wanneer hij rechtstreeks, in de overeenkomst zelf, zou hebben ingestemd met het<br />

voorwerp van de verbintenis. De schuldenaar is dan ook slechts verbonden door de<br />

partijbeslissing van de schuldeiser, voorzover deze laatste de hem gegeven bevoegd-<br />

(*1) J. GHESTIN, ‘L’indétermination du prix de vente et la condition potestative’, D. 1973, chron. 294, nr. 5; vgl. P. <strong>VAN</strong><br />

OMMESLAGHE, Droit des obligations, Brussel, 1987, 762, 1,d; Juriscl. civ., art. 1168-1174, nr. 38: ‘La condition purement<br />

potestative... s’entend dorénavant indistinctement d’une condition portant sur le consentement même du débiteur ou<br />

d’une condition portant sur un événement en son pouvoir dès lors que le créancier est abandonné à l’arbitraire du cocontractant’;<br />

vgl. Ph. MALAURIE, noot in D. 1974, 93; Brussel 14 februari 1972, J.T. 1972, 574.<br />

(*2) Vgl. Cass. 18 juni 1970, Arr. Cass. 1970, 981 (antwoord op het tweede en derde cassatiemiddel).<br />

(*3) Zie hierover M.E. STORME, ‘De bepaling van het voorwerp van een verbintenis bij partijbeslissing’ T.P.R. 1988,<br />

1259-1293; K. <strong>VAN</strong>DERSCHOT, ‘De bindende derdenbeslissing en de partijbeslissing in België en Nederland, in J. SMITS<br />

en S. STIJNS (eds.), Inhoudsbepaling en uitwerking van overeenkomsten tussen partijen en jegens derden naar Belgisch<br />

en Nederlands recht, Antwerpen, 2005, 425-449; voor een enigszins andere benadering, zie L. CORNELIS, ‘Het mijnenveld<br />

rond de bindende derden- of partijbeslissing’, in Liber amicorum T.P.R. en Marcel Storme, 2004, 69-87.<br />

J. GHESTIN toont goed het verband aan tussen de partijbeslissing en de potestatieve voorwaarde (J. GHESTIN, Traité<br />

de droit civil. Les obligations. Le contrat: formation, Parijs, uitg. 1988, 588-598, nrs. 525-528; zie ook J. GHESTIN,<br />

‘L’indétermination du prix et la condition potestative’, D. 1973, chron. 293 e.v.; vgl. P. <strong>VAN</strong> OMMESLAGHE, ‘Examen<br />

de jurisprudence. Les obligations’, R.C.J.B. 1986, 81, nr. 26: De regel dat elke verbintenis een bepaalbaar voorwerp moet<br />

hebben en het verbod van louter potestatieve voorwaarden spruiten voort ‘de la même idée fondamentale, selon laquelle<br />

une obligation ne saurait exister lorsque son contenu dépend uniquement de la discrétion du débiteur ou lorsqu’il est tellement<br />

vague que le débiteur pourrait se libérer en n’offrant que des prestations inexistantes ou dérisoires’; P.A. FORIERS,<br />

‘Propos sur la condition résolutoire purement potestative’, in Liber amicorum Y. MERCHIERS, 2002, 115, nr. 2, 116, nr. 3<br />

en 123, nr. 11; A. VERBEKE en I. VERVOORT, ‘Contracten onder voorwaarde’, in B. TILLEMAN en A. VERBEKE<br />

(eds.), Knelpunten kanscontracten, Schoten, 2004, 166 e.v., nr. 29). Ook C.J.H. BRUNNER en T.J. DE JONG<br />

(Verbintenissenrecht. Algemeen, Deventer, 1999, 56, nr.72) leggen expliciet het verband met de partijbeslissing. Zie tevens:<br />

Brussel 14 februari 1972, J.T. 1972, 574; Gent 25 april 1974, R.W. 1974-75, 426 (429); Antwerpen 5 januari 1993,<br />

T.B.B.R. 1994, 242, met noot I. DURANT; Rb. Nijvel 4 mei 1993, T.B.B.R. 1995, 14<strong>3.</strong><br />

Bijzondere overeenkomsten<br />

OBO – Afl. 65 (4 oktober 2005)

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!