Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>VERBINTENISSEN</strong>RECHT VOORWAARDE – 87<br />
128 In een arrest van 16 november 1989 (*1) oordeelde het Hof van Cassatie echter,<br />
met betrekking tot een schenking van ouders aan hun zoon en diens echtgenote,<br />
‘dat de feitenrechter, wanneer de doorslaggevende beweegreden van een schenking<br />
door een voorval buiten de wil van de schenker vervalt of verdwijnt, kan vaststellen<br />
dat die schenking vervallen is, als ze, volgens de uitleg van de wil van de beschikker,<br />
onlosmakelijk verbonden is met de omstandigheden die eraan ten grondslag liggen en<br />
die haar enige reden van bestaan uitmaken’. In casu was de feitenrechter van oordeel<br />
dat de schenking, in de optiek van de schenker, onlosmakelijk verbonden was met de<br />
omstandigheid dat de begiftigden nog gehuwd zouden zijn op het ogenblik van het<br />
overlijden van de schenker. Daar deze verwachting niet werd ingelost, kon de feitenrechter<br />
de schenking vervallen verklaren. De opvatting van de lagere rechter dat een<br />
schenking enkel kan vervallen krachtens een uitdrukkelijk beding in de akte of een<br />
wettelijke bepaling, werd als te restrictief afgewezen.<br />
Ofschoon het Hof van Cassatie het heeft over het verval van de schenking of van<br />
het legaat wegens de verdwijning van haar oorzaak, meent een aantal auteurs (*2) dat<br />
er, in gevallen als dit, van een specifieke beëindigingswijze van de rechtshandeling<br />
geen sprake is: de gift zou gewoon worden ontbonden omdat ze werd toegestaan onder<br />
een stilzwijgende ontbindende voorwaarde, nl. het ophouden van een bepaalde<br />
feitelijke toestand, zoals b.v. het huwelijk van de begiftigde.<br />
Deze laatste analyse is echter niet erg overtuigend. In tegenstelling tot de oorzaak,<br />
is de voorwaarde geen intrinsiek geldigheidsvereiste voor een rechtshandeling. Het<br />
Hof van Cassatie lijkt eerder te wijzen op de Geschäftsgrundlage van de rechtshandeling,<br />
bij verdwijning waarvan deze haar reden van bestaan verliest (*3): na verloop<br />
van tijd kunnen de omstandigheden zodanig veranderd zijn dat het niet meer redelijk<br />
is een van de partijen nog aan haar destijds aangegane verbintenis te houden. Deze<br />
feitelijke grondslag van de rechtshandeling waarvan het blijven voortduren door beide<br />
partijen wordt ondersteld en die haar een reden van bestaan verleent, schijnt me dan<br />
ook veel verwanter te zijn met de – subjectieve – oorzaak, in de zin van artikel 1131<br />
B.W., die dus blijkbaar ook een rol te spelen heeft na de geldige totstandkoming van<br />
de rechtshandeling, als vereiste voor haar voortbestaan.<br />
Allicht zou men de eerder (zie supra, nr. 127) vermelde impliciete ontbindende<br />
voorwaarde van de ontbinding van het huwelijk door echtscheiding beter vanuit dit<br />
perspectief benaderen: de oorzaak van dergelijke giften is verdwenen.<br />
(*1) Arr. Cass. 1989-90, 371, R.W. 1989-90, 1251, R.C.J.B. 1993, 73, met noot S. NUDELHOLE, bijgetreden, wat een<br />
testament betreft, door Cass. 21 januari 2000, Rec. Cass. 2001, 101, met noot M. <strong>VAN</strong> QUICKENBORNE, ‘Het verval<br />
van een rechtshandeling wegens de verdwijning van haar oorzaak’; zie ook I. VERVOORT, ‘Oorzaak/Verval/voorwaarde’,<br />
in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE, Schenking (Handboek Estate Planning 2), Brussel, 2005, 34-35, nrs.<br />
62-6<strong>3.</strong><br />
(*2) T. DE LOOR, ‘Het verval als wijze van beëindiging van een rechtshandeling ten gevolge van het wegvallen van<br />
voorwerp of oorzaak’, R.W. 1995-96, 761-766, nr. 46; P. DELNOY, ‘Het verval van de rechtshandelingen door het verdwijnen<br />
van hun oorzaak. Tweede bedrijf’, Not.Fisc.M.2000, 185, nr. 2<strong>3.</strong><br />
(*3) Vgl. Cass. 21 september 1989, Arr. Cass. 1989-90, 92; P. A. FORIERS, La caducité des obligations contractuelles<br />
par disparition d’un élément essentiel à leur formation, Brussel, 1998, 105-111.<br />
Bijzondere overeenkomsten<br />
OBO – Afl. 65 (4 oktober 2005)