25.09.2013 Views

Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN

Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN

Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>VERBINTENISSEN</strong>RECHT VOORWAARDE – 61<br />

men de arbeidsovereenkomst overigens zou interpreteren zoals de feitenrechter, zou<br />

ze wellicht andermaal nietig zijn, omdat de verbintenis van de werkgever niet bepaald<br />

was (art. 20, 1° Arbeidsovereenkomstenwet).<br />

Analoge bedenkingen kunnen worden geformuleerd bij het reeds vermelde cassatiearrest<br />

van 18 juni 1970. (*1) Het betrof een beding waarbij de aan een handelsvertegenwoordiger<br />

toekomende commissie van 15 % van de door een naamloze vennootschap<br />

gerealiseerde winst werd vervangen door 15 % van de winst die naar de reserves<br />

van de vennootschap werd overgebracht. Er werd opgeworpen dat de vennootschap<br />

naar eigen goeddunken bij beslissing van haar algemene vergadering over de naar de<br />

reserves over te brengen winst beslist, waaruit werd afgeleid dat het een verbintenis<br />

onder louter potestatieve voorwaarde betrof. De feitenrechter aanvaardde deze kwalificatie,<br />

op basis van een aantal feitelijke elementen – waaronder hoofdzakelijk het<br />

gedrag van de organen van de naamloze vennootschap, waaruit hij opmaakte dat de<br />

vennootschap zichzelf slechts effectief verbonden achtte onder een louter potestatieve<br />

voorwaarde. Over deze feitelijke appreciatie kunnen wij (net zomin als het Hof van<br />

Cassatie trouwens) ons moeilijk uitspreken. Wel zou misschien de vraag kunnen worden<br />

gesteld of de beslissing van de algemene vergadering nopens het naar de reserves<br />

over te brengen deel van de winst wel volledig willekeurig, dan wel conform de beginselen<br />

van deugdelijk vennootschapsbestuur en op basis van bedrijfseconomische<br />

criteria wordt genomen. (*2)<br />

90 Hiermee te vergelijken valt de verkoop van een pakket aandelen voor de som<br />

van 600.000 BEF, welke prijs echter voor herziening vatbaar is. De in de overeenkomst<br />

bedongen prijs geldt enkel, voorzover hij na onderzoek door de koper kan worden<br />

aanvaard. De rechter (*3) is allereerst van oordeel dat er, bij gebrek aan een bepaalbaar<br />

voorwerp, geen overeenkomst totstandkwam. Het beding krachtens welk de<br />

koper, na een door een derde te houden due diligence onderzoek, zich slechts definitief<br />

zal binden, indien dit onderzoek voor de koper aanvaardbaar zou zijn, houdt, volgens<br />

de rechter, in dat de koper uiteindelijk zelf kon beslissen of hij al dan niet zou<br />

overgaan tot de aankoop van de aandelen. Het beding wordt derhalve opgevat als een<br />

zuiver potestatieve voorwaarde.<br />

(*1) Arr. Cass. 1970, 981.<br />

(*2) L. FRÉDÉRICQ, Traité de droit commercial belge, V, Gent, 1950, 770, nr. 542.<br />

(*3) Rb. Hasselt 7 september 1998, Venn. & Fisc. 1998, 286. Bestaan er geen objectieve en redelijke criteria nopens de<br />

aanvaardbaarheid van de resultaten van een due diligence onderzoek? Zie ook J. HERBOTS en S. STIJNS, ‘Overzicht van<br />

rechtspraak. Bijzondere overeenkomsten. 1995-1998’, T.P.R. 2002, 106, nr. 22.<br />

Bijzondere overeenkomsten<br />

OBO – Afl. 65 (4 oktober 2005)

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!