Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>VERBINTENISSEN</strong>RECHT VOORWAARDE – 91<br />
trekking ontneemt, en dat laatstgenoemde, door de onzekerheid over het tijdstip van<br />
de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, moeilijk schikkingen kan treffen om naar<br />
ander werk uit te zien. Het Hof van Cassatie heeft zich echter uitgesproken voor de<br />
principiële geldigheid van de ontbindende voorwaarde in een arbeidscontract. (*1)<br />
Ongeldig zijn evenwel de bedingen in een arbeidsovereenkomst, volgens welke de<br />
gebeurtenissen (ziekte of zwangerschap b.v.), waardoor de uitvoering van het contract<br />
wordt geschorst (zie de art. 28-31 Arbeidsovereenkomstenwet) tot ontbindende voorwaarde<br />
worden verheven. Met voornoemde artikelen beoogt de wetgever immers de<br />
werknemer tegen ontslag te beschermen en hem dus stabiliteit van dienstbetrekking te<br />
waarborgen. De bedingen die de arbeidsverhouding van rechtswege doen eindigen,<br />
indien zich een zodanige schorsingsgrond voordoet, zijn dan ook nietig, omdat ze<br />
strijden met de imperatieve bepalingen terzake arbeidsongeschiktheid en de verplichting<br />
van de werkgever om het loon, ondanks de schorsing van het dienstverband,<br />
(deels) door te betalen, omzeilen. (*2)<br />
135 Nog steeds in deze context zij eraan herinnerd dat het recht tot eenzijdige<br />
beëindiging van een arbeidsovereenkomst aan bepaalde formaliteiten onderworpen is<br />
en behalve bij ontslag om dringende redenen, aan een opzegtermijn (zie de art. 37, 59<br />
e.v., 81 e.v., 115 en 130 Arbeidsovereenkomstenwet). Van deze dwingende bepalingen<br />
kan enkel in het voordeel van de werknemer worden afgeweken. Maar een zuiver<br />
potestatieve ontbindende voorwaarde komt, in geval van vervulling, gewoon neer op<br />
ontslag. Het is dus logisch dat een zodanige voorwaarde, die de ontbinding laat afhangen<br />
van de loutere wil van de werkgever, nietig is wegens strijdigheid met het<br />
opzeggingsrecht. Volgens een belangrijk deel van de arbeidsrechtelijke doctrine (*3)<br />
hield dit in dat, inzake arbeidsovereenkomsten, ook de eenvoudig potestatieve en de<br />
gemengde ontbindende voorwaarde, die immers deels afhankelijk zijn van de wil van<br />
de werkgever-schuldenaar, nietig zijn.<br />
In een arrest van 18 januari 1993 (*4) hechtte het Hof van Cassatie echter meer<br />
belang aan de wilsautonomie. Het achtte een ontbindende voorwaarde in een arbeidsovereenkomst<br />
slechts dan strijdig met de dwingende ontslagregeling, wanneer ze ertoe<br />
leidt dat de overeenkomst uitsluitend door de wil van een van de partijen kan<br />
(*1) Cass. 14 juni 1963, Pas. 1963, I, 1083; 16 september 1969, Arr. Cass. 1970, 50, met concl. Adv. Gen. F. DUMON,<br />
Pas. 1970, I, 46.<br />
(*2) W. RAUWS, o.c., 566-568; Arbh. Bergen 15 november 1984, J.T.T. 1985, 189.<br />
Anderzijds kunnen de werknemersvertegenwoordigers in de paritaire organen van de onderneming, behalve om dringende<br />
redenen, slechts worden ontslagen om technische of economische redenen die vooraf door het bevoegd paritair<br />
comité zijn erkend. Hieruit volgt dat technische of economische redenen niet geldig als ontbindende voorwaarde in de<br />
arbeidsovereenkomst van deze werknemersvertegenwoordigers kunnen worden opgenomen (W. RAUWS, o.c., 570; J.<br />
CLESSE, ‘La dissolution du contrat de travail par le jeu de la condition résolutoire’, R.C.J.B. 1995, 51, nr. 14).<br />
(*3) G. <strong>VAN</strong>DERMEULEN, ‘De ontbindende voorwaarde in een arbeidsovereenkomst’, T.S.R. 1974, 471; M. JA-<br />
MOULLE, Le contrat de travail, Luik, Fac. Droit, 1986, nr. 337; W. RAUWS, o.c., 571; J. STEYAERT, C. DE GANCK<br />
en L. DE SCHRIJVER, Arbeidsovereenkomst, inA.P.R., Gent, 1990, nr. 658.2.<br />
(*4) Arr Cass. 1993, 54, R.W. 1993-94, 919, Pas. 1993, I, 52, J.T.T. 1993, 141, Rec. Cass. 1993, 70. e.v., met noot<br />
W. RAUWS, R.C.J.B. 1995, 37, met gecit. noot J. CLESSE, 42-52. Voor meer details, zie W. <strong>VAN</strong> EECKHOUTTE, Sociaal<br />
Compendium Arbeidsrecht, 2002-2003, 1377-78, nr. 5012.<br />
Bijzondere overeenkomsten<br />
OBO – Afl. 65 (4 oktober 2005)