Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>VERBINTENISSEN</strong>RECHT VOORWAARDE – 157<br />
239 In de Frans-Belgische rechtstraditie wordt de beperking van de retroactiviteit<br />
van de vervulde voorwaarde tot de gevolgen van de regel Nemo plus iuris... vaak betwist.<br />
Het adagium Nemo plus iuris... zou de voorwaarde enkel doen terugwerken tot<br />
op de dag waarop ze in vervulling gaat, maar zou de wachtperiode niet dekken. ‘On<br />
peut bien expliquer ainsi [d.w.z. door het adagium Nemo plus iuris...] que les droits<br />
consentis par le vendeur disparaissent à partir du moment où la condition se réalise,<br />
mais on ne peut pas expliquer pourquoi ils sont effacés dans le passé’. (*1)<br />
Het blijkt echter dat de retroactiviteit van de vervulde voorwaarde niet meer gevolgen<br />
heeft dan de toepassing van de regel Resoluto iure dantis resolvitur ius accipientis.<br />
Nemen we allereerst de hypothese waarin de eigenaar onder ontbindende voorwaarde<br />
– de verkoper onder opschortende voorwaarde of de begiftigde onder<br />
ontbindende voorwaarde – tijdens de wachttijd aan derden zakelijke rechten heeft<br />
toegestaan op het voorwaardelijk vervreemde goed. Zoals reeds gezegd, kon hij aan<br />
deze derden slechts een met ontbinding bedreigd recht toestaan. Bij het in vervulling<br />
gaan van de voorwaarde gaat dan ook het recht van de derde teloor.<br />
De aanhangers van de volledige retroactiviteit funderen dit resultaat hierop dat de<br />
verkoper onder opschortende voorwaarde, door het in vervulling gaan van de voorwaarde,<br />
geacht wordt nooit eigenaar te zijn geweest. Maar ook in de optiek van de<br />
loutere toepassing van de regel Resoluto iure dantis..., wordt het recht van de voorwaardelijke<br />
verkoper van meet af, van bij het sluiten van de voorwaardelijke verkoop,<br />
met ontbinding bedreigd. Bovendien moet men nuchter en lakoniek opmerken ‘que,<br />
sans doute, il importe peu, au point de vue de la propriété en soi, de l’abusus, qu’un<br />
individu soit réputé propriétaire jusqu’à tel jour ou qu’il soit réputé ne l’avoir jamais<br />
été, puisque, de toute façon, son absence de droit de disposer de la chose ne se manifeste<br />
qu’à ce jour’. (*2)<br />
De leer van de volledige terugwerking van de vervulde voorwaarde zou echter<br />
eveneens kunnen verklaren waarom de vervreemdingen, tijdens de wachttijd zonder<br />
titel door de definitieve eigenaar (B) toegestaan, met terugwerkende kracht worden<br />
gevalideerd. Maar dit fenomeen kan evengoed worden verklaard in het raam van de<br />
regel Resoluto iure dantis resolvitur ius accipientis. De definitieve eigenaar (vervreemder)<br />
kan de vervreemding in geen geval aanvechten, omdat hij zijn koper moet<br />
vrijwaren en niet kan uitwinnen. Na de vervulling van de voorwaarde heeft de voorlopige<br />
eigenaar, A, als verkoper onder opschortende of als begiftigde onder ontbin-<br />
(*1) PLANIOL en RIPERT, o.c., VII, 389-390, nr. 1037; G. MARTY en P. RAYNAUD, Droit civil, I,Introduction<br />
générale à l’étude du droit, Parijs, 2e uitg., 1972, 297, nr. 164 en II-1, Les Obligations, Parijs, 1962, 768, nr. 759; H.<br />
EYGOUT, o.c., 106-111, nrs. 126-133 en 294-301, nrs. 430-439; J.J. TAISNE, in Jur. civ., art. 1181-1182, fasc. 47, nr.<br />
50,2°.<br />
(*2) H. EYGOUT, o.c., 108, nr. 129, zie trouwens reeds G. BAUDRY-LACANTINERIE, Traité théorique et pratique de<br />
droit civil, XIII, door G. BAUDRY-LACANTINERIE en L. BARDE, Parijs, 1907, 45, nr. 815.<br />
Men herinnere zich voorts dat ondersteld wordt dat de eigenaar onder opschortende voorwaarde zijn titel heeft laten<br />
overschrijven vóór de onvoorwaardelijke vervreemding door A aan C (waardoor een zodanige vervreemding aan C meteen,<br />
in feite, erg onwaarschijnlijk wordt). Ten aanzien van derden is de titel van B dus anterieur aan die van C. Niettemin<br />
is de tijdsspanne tussen de datum waarop B zijn titel liet overschrijven en die waarop A het goed aan C vervreemdde,<br />
juridisch irrelevant en van geen praktische betekenis.<br />
Bijzondere overeenkomsten<br />
OBO – Afl. 65 (4 oktober 2005)