25.09.2013 Views

Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN

Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN

Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>VERBINTENISSEN</strong>RECHT VOORWAARDE – 77<br />

111 Op artikel 900 B.W. bestaan overigens een aantal uitzonderingen. (*1) Zo is het<br />

niet van toepassing, als de ongeoorloofde voorwaarde een potestatief karakter heeft.<br />

Men herinnere zich dat de schenking – niet het legaat – dan zelf nietig is (art. 944<br />

B.W.).<br />

Krachtens artikel 896 B.W. is iedere beschikking waarbij de begiftigde, de ingestelde<br />

erfgenaam of de legataris ermee wordt belast het geschonkene te bewaren en<br />

aan een derde over te dragen, nietig, zelfs ten opzichte van de begiftigde, de benoemde<br />

erfgenaam of de legataris (verboden erfstelling over de hand).<br />

Als aan de gift evenwel een last verbonden is die zo omvangrijk is dat ze (ongeveer)<br />

gelijkwaardig is met het voorwerp van de gift, heeft men in werkelijkheid te<br />

maken met een handeling onder bezwarende titel, waarop de regeling van artikel 1172<br />

B.W. van toepassing is.<br />

112 De belangrijkste uitzondering op artikel 900 B.W., waardoor de draagwijdte ervan<br />

grotendeels wordt uitgehold, wordt gevormd door de theorie van het doorslaggevend<br />

motief.<br />

Als vaststaat dat de ongeoorloofde voorwaarde het determinerende motief was voor<br />

de gift, derwijze dat de beschikker niet zou hebben geschonken zonder de voorwaarde,<br />

dan wordt de vervulling van deze voorwaarde opgevat als de doorslaggevende beweegreden<br />

van de gift. Die doorslaggevende beweegreden vormt dan niet zozeer een<br />

voorwaarde van de gift, maar wel haar oorzaak. In de optiek van de beschikker is de<br />

voorwaarde onlosmakelijk verbonden met de gift; ze maakt haar essentieel doel en<br />

haar eigenlijk motief uit; de beweerde voorwaarde wordt dan als voorwaarde<br />

geherkwalificeerd en ze verkrijgt het statuut van een ‘oorzaak’, in de zin van determinerend<br />

motief. (*2)<br />

Wanneer men te maken heeft met een ongeoorloofde oorzaak, gaan de artikelen<br />

1131 en 1133 B.W. – of als men elke verwijzing naar het controversieel oorzaakbegrip<br />

wil vermijden, artikel 6 B.W. (*3) – voor op artikel 900 B.W.. Bedoelde artikelen<br />

hebben immers een algemene draagwijdte en zijn op elke rechtshandeling van toepas-<br />

(*1) Vgl. H. DE PAGE, o.c., VIII, nrs. 327-331.<br />

(*2) Zie daarover het artikel van P. <strong>VAN</strong> OMMESLAGHE, ‘Observations sur la théorie de la cause dans la jurisprudence<br />

et dans la doctrine moderne’, R.C.J.B. 1970, 328-367.<br />

(*3) Cass. 31 oktober 1952, Arr. Cass. 1953, 107, Pas. 1953, I, 107, met concl. Proc. Gen. HAYOIT DE TERMICOURT,<br />

R.C.J.B. 1953, 5 e.v., met noot J. DABIN, ‘De l’effet d’une clause d’inaliénabilité indéfinie jointe à une libéralité: condition<br />

illicite ou but illicite?’. Men merke op dat deze rechtsleer dateert van vóór het baanbrekend artikel van P. <strong>VAN</strong><br />

OMMESLAGHE, o.c., wiens opvatting blijkbaar door het Hof van Cassatie werd overgenomen in Cass. 16 november<br />

1989, Arr. Cass. 1989-90, 371, R.C.J.B. 1993, 73 met noot S. NUDELHOLE.<br />

Bijzondere overeenkomsten<br />

OBO – Afl. 65 (4 oktober 2005)

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!