Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>VERBINTENISSEN</strong>RECHT VOORWAARDE – 83<br />
van de beschikker, dit van de begiftigde of dit van een derde. Zo kan de beschikker er<br />
belang bij hebben dat het geschonken goed zijn leven lang niet wordt vervreemd, indien<br />
hij op dit goed een recht van erfrechtelijke terugkeer kan uitoefenen (art. 747<br />
B.W.) of indien hij geschonken heeft onder voorbehoud van vruchtgebruik.<br />
De derde kan er echter belang bij hebben dat de vermaakte goederen onvervreemdbaar<br />
zijn om de betaling te verzekeren van een lijfrente die de begiftigde aan deze<br />
derde moet uitkeren. (*1) En de begiftigde zelf (*2) kan belang hebben bij een<br />
vervreemdingsverbod totdat hij een bepaalde leeftijd zal hebben bereikt en over de<br />
nodige rijpheid en zakelijk inzicht zal beschikken om over de opportuniteit van de<br />
verkoop te oordelen.<br />
De Belgische rechtspraak is echter weinig geneigd om de aanwezigheid van een<br />
wettig motief te aanvaarden. Misschien zou ze een soepeler houding aannemen, indien<br />
ook zou worden aangenomen dat de beperkte onvervreemdbaarheid door de<br />
rechter kan worden opgeheven, wanneer het wettig belang waardoor ze werd gerechtvaardigd,<br />
verdwenen is of moet wijken voor een hoger belang. (*3)<br />
123 Een gift onder voorwaarde dat de geschonken goederen niet vatbaar zijn voor<br />
beslag, tast de rechten van de schuldeisers van de begiftigde op ontoelaatbare wijze<br />
aan, en is strijdig met de artikelen 7 en 8 Hyp.W., die de openbare orde raken. (*4)<br />
Wel leerde men (*5) dat een geldige voorwaarde van onvervreemdbaarheid (getoetst<br />
derhalve aan het criterium van een wettig en ernstig belang, bovendien in de<br />
tijd beperkt) tevens de onbeslagbaarheid van de goederen meebracht. Het Hof van<br />
Beroep te Antwerpen (*6) besliste echter dat een beding van onvervreemdbaarheid,<br />
zelfs indien het tussen de partijen geldig zou zijn, uiteraard niet kan worden tegengeworpen<br />
aan een schuldeiser van de begiftigde, die tot de gedwongen verkoop van het<br />
goed zou wensen over te gaan. Het beding van onvervreemdbaarheid maakt derhalve<br />
niet zozeer een zakelijke belasting van de goederen zelf uit (die aan derden, mits de<br />
nodige publiciteit, kan worden tegengeworpen), dan wel een last of voorwaarde die<br />
aan de persoon van de begiftigde wordt opgelegd, en, als zodanig, niet aan beslagleggende<br />
schuldeisers van de begiftigde kan worden tegengeworpen.<br />
(*1) Antwerpen 23 november 1865, B.J. 1866, 55.<br />
(*2) Anders: H. DE PAGE, o.c., VIII, nr. 340, die over een dergelijke voorwaarde schrijft: ‘Elle aboutit toujours à instituer<br />
une véritable tutelle extra-légale du bénéficiaire de la libéralité.’<br />
(*3) Vgl. L. RAUCENT, Les libéralités, 1991, 118.<br />
(*4) H. DE PAGE, o.c., VIII, nr. 341; A. KLUYSKENS, o.c., 48-49, nr. 21; Cass. 2 mei 1878, Pas. 1878, I, 111.<br />
(*5) A. KLUYSKENS, o.c., l. c.<br />
(*6) Antwerpen 26 maart 1984, R.W. 1985-86, 1769, met noot M.P.C., ‘Maakt een clausule van onvervreemdbaarheid de<br />
geschonken goederen ook onbeslagbaar?’; vgl. reeds Beslagr. Veurne 18 juni 1980, T. Not. 1981, 18, Rec. gén. enr. not.<br />
1981, 201.<br />
Bijzondere overeenkomsten<br />
OBO – Afl. 65 (4 oktober 2005)