Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
Hoofdstuk 3. MODALITEITEN VAN VERBINTENISSEN
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
VOORWAARDE – 108<br />
b. Veralgemening van het in artikel 1178 B.W. neergelegde beginsel<br />
<strong>VERBINTENISSEN</strong>RECHT<br />
157 Letterlijk geïnterpreteerd, is artikel 1178 B.W. enkel van toepassing op de<br />
schuldenaar die de vervulling van de voorwaarde heeft verhinderd. Zoals reeds gezegd,<br />
is deze bepaling echter een toepassing van de meer algemene regel dat de partijen<br />
loyaal moeten samenwerken bij de opheffing van de aan de voorwaarde inherent<br />
verbonden onzekerheid. Deze algemene regel wordt fraai verwoord in artikel 6:23<br />
N.B.W.: ‘1. Wanneer de partij die bij de niet-vervulling belang had, de vervulling heeft<br />
belet, geldt de voorwaarde als vervuld, indien redelijkheid en billijkheid dit verlangen.<br />
2. Wanneer de partij die bij de vervulling belang had, deze heeft teweeggebracht,<br />
geldt de voorwaarde als niet vervuld, indien redelijkheid en billijkheid dit verlangen’.<br />
Deze regels die slechts het gezond verstand vertolken en overigens ook in Nederland<br />
niet als ‘nieuw’ worden beschouwd, gelden ook in ons recht.<br />
Ook de schuldeiser onder opschortende voorwaarde die belang heeft bij haar vervulling,<br />
mag deze vervulling niet op foutieve manier bewerkstelligen. Een kras voorbeeld<br />
uit de gezinssfeer vindt men in een contractuele erfstelling tussen echtgenoten.<br />
Ofschoon de ingestelde erfgenaam geen eigenlijke schuldeiser is, is zijn recht essentieel<br />
(strikt beschouwd betreft het dus geen voorwaarde) afhankelijk van het vooroverlijden<br />
van zijn partner. Het zou de haren ten berge doen rijzen, indien hij zijn<br />
slag thuis zou halen door zijn echtgenoot te vermoorden en aldus de ‘voorwaarde’ te<br />
verwezenlijken. In deze gewelddadige hypothese zal hij zijn recht als contractueel ingestelde<br />
erfgenaam dus niet kunnen uitoefenen. Meer nog, bij een wederkerige contractuele<br />
erfstelling tussen echtgenoten zullen de erfgenamen van de vermoorde echtgenoot,<br />
bij het overlijden van de moordenaar, de rechten van hun rechtsvoorganger<br />
op de nalatenschap van de moordenaar kunnen uitoefenen. De vermoorde echtgenoot<br />
zal immers geacht worden zijn moordenaar te hebben overleefd. (*1)<br />
Bij de ontbindende voorwaarde waarvan de vervulling in het voordeel van de<br />
schuldenaar werkt, geldt de voorwaarde als niet vervuld, wanneer de schuldenaar de<br />
vervulling ervan (in strijd met de redelijkheid en billijkheid) heeft teweeggebracht.<br />
(*2) Als A zijn juridische bibliotheek aan B belooft, onder de ontbindende<br />
voorwaarde dat Saskia, het petekind van A, rechten zou gaan studeren, wordt Saskia<br />
geacht wiskunde (of theologie, of...) te hebben gestudeerd, indien ze, daartoe onder<br />
druk gezet door A, de rechtenstudie aanvat.<br />
Wanneer het de schuldeiser is die de vervulling van de ontbindende voorwaarde<br />
verhindert, wordt die voor vervuld gehouden. Dit zal, in het voorbeeld van zo-even,<br />
het geval zijn, als B Saskia, met gebruik van allerlei verleidingstechnieken, ertoe<br />
(*1) Rb. Brussel 17 november 1926, Rev. prat. not. 1927, 117; Gent 15 februari 1973, R.W. 1973-74, 430; M. <strong>VAN</strong><br />
QUICKENBORNE, Contractuele erfstelling, 1991, 203, nrs. 396-397; voor een voorbeeld inzake arbeidsovereenkomsten<br />
en een scholingsbeding, zie Arbrb. Brussel 5 januari 1987, Soc. Kron. 1987, 134, met noot J. JACQMAIN, waar het probleem<br />
echter uitsluitend wordt benaderd op basis van art. 1178 B.W.<br />
(*2) Vgl. Kh. Gent 26 september 1991, T.G.R. 1991, 158; H.R. 21 oktober 1988, N.J. 1989, nr. 80.<br />
OBO – Afl. 65 (4 oktober 2005) Kluwer uitgevers