het bloeitijdperk van het nederlandse volkslied
het bloeitijdperk van het nederlandse volkslied
het bloeitijdperk van het nederlandse volkslied
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
36<br />
BLOEITIJDPERK NEDERLANDSE VOLKSLIED<br />
waarop zij antwoordt:<br />
Al in dat koren gaen ic niet ,<br />
Op uw horen blaes ic niet, enz.<br />
Een soortgelijk geval komt voor in <strong>het</strong> lied „Van den<br />
Lantsknecht", waar <strong>het</strong> meisje tot de moeder spreekt:<br />
Och moeder, seyde si, moeder<br />
Dien raet en ben ic niet vroet.<br />
Ic hebbe die lantsknecht liever<br />
Dan alle mijns vaders goet!<br />
Hebdy den lantsknecht liever<br />
Dan alle uws vaders goet?<br />
Och, des moet God ontfermen,<br />
Dat ic u ooyt gedroech!<br />
En in de prachtige sym.bolische dialoog tussen de nachtegaal<br />
en een lantsknecht:<br />
Wat vraghe ick nae u roode gout<br />
Oft nae u looser minnen?<br />
Ick ben een cleyn wilt voghelken stout<br />
Gheen man en can mi bedwinghen!<br />
Sidi een cleyn wilt voghelken stout<br />
Can u gheen man bedwinghen?<br />
So dwinget u die hagel, die coude snee<br />
De loovers <strong>van</strong> der linde?<br />
Dwinget mi de hagel, de coude snee<br />
De loovers <strong>van</strong> der linde? enz.<br />
Refreinen vinden wij in alle mogelijke vormen. Bij „In<br />
Brunswijck staet een casteel" wordt elke vierde regel<br />
na de vijfde nog eens herhaald. Bij de oilde liederen