het bloeitijdperk van het nederlandse volkslied
het bloeitijdperk van het nederlandse volkslied
het bloeitijdperk van het nederlandse volkslied
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
TAAL, METRUM, VERSBOUW, MELODIE, RHYTHME, VORM 51<br />
I Do risch II Hypo- dorisch<br />
m d<br />
747 lir<br />
d<br />
III Phrygisch<br />
IV Hypo- phrygisch<br />
m -<br />
MP<br />
• I.<br />
• •<br />
® m (m) d (d) 7i .1 d (d)<br />
V Lydisch<br />
VI Hypo- lydisch<br />
0 • m d<br />
es •<br />
d<br />
VII Myxolydi*ch<br />
0--0-.-11,<br />
Voorbeeld 5<br />
4, AP<br />
VIII Hypo- myxolydisch<br />
De omringende noten geven de grondtoon of finalis aan; m=mediant,<br />
d = dominant. Men vergelijke II met Aeolisch en VI met<br />
Ionisch. Deze twee toonladders werden later toegevoegd.<br />
dat er een bewuste voorkeur bestaat voor enige bepaalde<br />
toonsoorten.<br />
De Dorische toonsoort is vrij goed geconserveerd in<br />
„Daer ginghen twee gespeelkens goet", „Een ridder ende<br />
een<br />
meysken ionc", „Het soude een meysken gaen om<br />
wijn", „Een oudt man sprack een ionc meysken aen" e.a.<br />
Ook in <strong>het</strong> geestelijk lied is deze modus zuiver bewaard<br />
o.a. in: „Ghegroet so si di maget soet" en „Laet ons met<br />
hogher vrolicheit" ( de laatste afkomstig <strong>van</strong> de hymne<br />
„Ave Maris Stella" ).<br />
De Hypodorische toonsoort komt voor bij zeer bekende<br />
liederen als „Het dag<strong>het</strong> in den Oosten", „Mijn hertken