het bloeitijdperk van het nederlandse volkslied
het bloeitijdperk van het nederlandse volkslied
het bloeitijdperk van het nederlandse volkslied
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
TAAL, METRUM, VERSBOUW, MELODIE, RHYTHME, VORM 69<br />
Voorbeeld 16<br />
De vo - gel werd ge - lockt ge - fluijt,<br />
Ba - to - vi - a ghij sijt de Bruijd<br />
Den men - sche, Go-des han - den werck<br />
r ,<br />
Den Hoe - - der Is - ra - el<br />
1 61, 01- LI J J<br />
JJJJJJ JJJ,J.JJ<br />
— — —<br />
a b<br />
met de prolatio minor - en heeft dus <strong>het</strong> accent om de<br />
drie kwarten: a, blz. 69.<br />
Zij verschilt wezenlijk <strong>van</strong> de 3/2 maat, die driedelig<br />
moet worden opgevat: b, blz. 69.<br />
Deze laatste maatsoort is zeldzamer. In de 6/4 maat<br />
vinden wij o.a. genoteerd: „In dulci jubilo", „Van vrouden<br />
ons alle die kindekens singen", „Maria, die soude<br />
naer Bethlehem gaen", „Slaat op den trommele", „Rijck<br />
God hoe mach dat wesen". Een afwisseling <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
twee- en driedelig accent komt voor in <strong>het</strong> lied „Van<br />
den lantsknecht".<br />
De 6/4 maat wordt ook vaak afgewisseld door 4/4 of<br />
3/4 maat. Dit vinden wij o.a. in „Die eerste vreught",<br />
„Heer Jezus heeft een hofken-, „Die nachtegael, die<br />
Banc een liet", „Die minne, die in mijn hertje leit" en<br />
„Daer ginghen twee gespeelkens poet".<br />
r<br />
I