17.08.2013 Views

het bloeitijdperk van het nederlandse volkslied

het bloeitijdperk van het nederlandse volkslied

het bloeitijdperk van het nederlandse volkslied

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

TAAL. METRUM, VFIRSBOUW, MELODIE, RHYTHME, VORM 53<br />

bewegen zich evenzeer bOven de tonica als eronder (dus<br />

in <strong>het</strong> „hypo"-gedeelte), doch zonder de begintoon b<br />

ook maar zelfs te beroeren. Het grootste percentage <strong>van</strong><br />

de liederen blijken mengvormen te zijn. Dat een melodie<br />

de normale ambitus (toonom<strong>van</strong>g ) overschrijdt en in de<br />

hypotoonsoort overgaat is trouwens ook bij <strong>het</strong> Gregoriaans<br />

geen zeldzaamheid.<br />

Zeer sporadisch is de zuiver Lydische toonsoort vertegenwoordigd.<br />

Ook hier speelde de tritonus weer een<br />

gevaarlijke rol. Dit dreigend gevaar trachtte men reeds<br />

vroegtijdig te bezweren door b in bes te veranderen.<br />

Daardoor verkreeg deze modus meteen <strong>het</strong> karakter <strong>van</strong><br />

F grote terts. Zie als voorbeeld hier<strong>van</strong>: „Daer spruyt<br />

een boom aen ghenen dal", en vele geestelijke liederen<br />

als „Fonteyne moeder, mag<strong>het</strong> reyne", ,,Mijn hart is<br />

heymelijk getoeghen", „Begheerte nu vlieg<strong>het</strong> ten hemel<br />

op" en „O doot u macht gaet boven screven".<br />

Ten opzichte <strong>van</strong> de Hypolydische toonsoort geldt <strong>het</strong><br />

zelfde als wij bij de hypophrygische opmerkten. In „Ick<br />

seg adieu", „Gheldelooze volg<strong>het</strong> mi" en „Het vlooch<br />

een cleyn wilt vogelkijn", om slechts enkele <strong>van</strong> de bekendste<br />

melodieen te noemen, komen duidelijk uitwijkingen<br />

naar de gr. terts toonsoort voor.<br />

„Ick seg adieu" staat practisch in F groot, doch heeft de<br />

zuivere hypolydische ambitus (vb. 6, blz. 55).<br />

Mixolydisch. Hierbij onderscheidt <strong>van</strong> Duyse de normale<br />

vorm, de losse of verzachte (gelijk aan hypomyxolydisch),<br />

de gespannen op de mediant en de onvolledige<br />

op de kwint sluitende vorm. Een sprekend voorbeeld<br />

<strong>van</strong> de laatste is de oude Halewijnmelodie; de grondtoon<br />

wordt nauwelijks aangeroerd en omdat de melodie bezwaarlijk<br />

op de sext kan eindigen, wordt de tweede<br />

versregel nog eens herhaald (vb. 6a, biz. 55).<br />

„Het vryde een hovesch ridder" is aan deze vorm zeer

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!