het bloeitijdperk van het nederlandse volkslied
het bloeitijdperk van het nederlandse volkslied
het bloeitijdperk van het nederlandse volkslied
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
TAAL. METRUM, VERSBOUW, MELODIE, RHYTHME, VORM 37<br />
uit deze bundel komt men de zuivere refreinvorm toevallig<br />
betrekkelijk zelden tegen, daarentegen wel bij de<br />
nieuwe liedekens. Soms dient een enkele regel tot refrein<br />
( „Mijn boelken moet een jonckman sijn", „Sulck<br />
wijf is veel eeren went" ), soms een gehele strofe ( „Ey,<br />
ey, hi en derf niet comen", „Van den scamel gheselle ).<br />
Ook zinloze teksten, klank- en woordspelingen kunnen<br />
als refrein gebruikt worden:<br />
Dom, dom, dom, dal; Falderralderire enz.<br />
De herhaling is een veel voorkomend verschijnsel bij<br />
<strong>het</strong> <strong>volkslied</strong>. In alle oude liederen komt men telkens<br />
weer dezelfde traditionele zinswendingen en woordverbindingen<br />
tegen als: mondeke root, sneeuwwitte hand,<br />
rinc, linde groen, coelen mey, oogskens bruyn enz. Deze<br />
stereotiepe uitdrukkingen zijn nog niet zoals bij de<br />
Rederijkers tot een cliché verstard; men vindt hierin<br />
oak verschillende variaties. Hetzelfde geldt voor bepaalde<br />
karakteristieke zinnen en vragen als: „Die<br />
wachter blaest sinen horen", „Wie wil hooren een<br />
nyeu lietr .<br />
Bij <strong>het</strong> slot <strong>van</strong> menig lied geeft de dichter zijn visitekaartje<br />
af:<br />
Die dit liedeken heeft ghedicht.<br />
Hi hevet wel ghesongen<br />
Ter eeren <strong>van</strong> sijn soete lief<br />
God schent des nijders tongen!<br />
Dit klinkt nog zeer algemeen. In <strong>het</strong> volgende slotvers<br />
wordt tevens de naam <strong>van</strong> den zanger bekend gemaakt:<br />
Die dit liedeken heeft ghesongen<br />
Dat was een ruyter fijn enz....<br />
In spijt des nijders tongen<br />
Sijnen naem is Jongen stijn.