02.05.2013 Views

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

GAGABER, zie gaber.<br />

GAGAH, moedig, stoutmoedig, dapper,<br />

heldhaftig, onversaagd in den strijd ;kaga*<br />

gahan, moed, stoutmoedigheid, dapperheid,<br />

heldhaftigheid. (Vgl. përkosa.)<br />

GAGAK (Skr. kaga), raaf (vgl. kadk);<br />

taï-gagak, zie pari IV.<br />

GAGAL, = loepoet, niet gelukken, niet<br />

tot stand komen, mislukken; verder:<br />

vergeefs, Ijdel, mis, ontgaan, verijdeld<br />

raken; ngagagalkeun, doen mislukken,<br />

het tot stand komen van iets verhinderen,<br />

iets veredelen; digagaUceun.<br />

QAGALA, verkl. met geutah tangkal<br />

manggah, boomlak [wordt in Btaven aan<br />

de markt gebracht]; ook wel genoemd<br />

tai-sireum.<br />

GAGAMAN, eig. Jav., doch in geschriften<br />

vry algemeen in gebruik nevens pakarang,<br />

wapen, wapens, oorlogstuig.<br />

GAQAMBANG (vgl. gambang), tafelvormige,<br />

op pi. m. één voet hooge pooten<br />

staande bank, waarop men eet, zich onder<br />

gezelligen kout vereenigt, enz. P.<br />

GAGANDEN, groote houten hamer;<br />

gaganden beusi, voorhamer.<br />

GAGANG, stengel, steel (van een blad,<br />

vrucht, enz.), stift, schacht (van een<br />

spies), handvat, handvatsel, houder (van<br />

een pen, enz.); djaoeh-djaoeh pandjang<br />

gagang, sprkw., verkl. met noe djaoeh<br />

ditejang, noe deukeut diliwat, naar verre<br />

oorden gaan om iets te halen en wat in<br />

de nabijheid is ongebruikt laten; gagangan,<br />

een steel enz. hebben, gesteeld; ngagagangan,<br />

aan iets een steel maken ook: aan<br />

iets een steel laten (b.v. aan' een rystaar,<br />

door ze af te snijden ongeveer een span<br />

onder de kolf); digagangan.<br />

GAGANTING, de geheele nek (P.) ; digagantingkeun,<br />

onthalsd worden.<br />

GAQANTJO, 1. dubbele haak, waarmee<br />

de groote gongs worden opgehangen aan<br />

de kakantjo\-2. bootshaak,ookduwboom,<br />

van onderen van een A tfzer voorzien; -<br />

8. de stift van het drilboortje, waarmede<br />

jongens moentjang-noten tot knikkers<br />

slapen. P.<br />

GAQARABAH, ong. = gagabah (zie<br />

gabah), onvoorzichtig, hardhandig, lichtbreeksch,<br />

een breek-al; djalma gagarabah,<br />

stoethaspel.<br />

GAGA8, ngbr.; kagagas, zeer geroerd,<br />

zeer bewogen. '<br />

QAGA8AH, zie gasah.<br />

GAGAT (Jav.), aanvang, aanvangen. (Zie<br />

ook hariwajat.)<br />

GAQEAN (Indn, van 't Jav. gage), gauw,<br />

haastig, gezwind.<br />

GAGABER—GAJOEN. 169<br />

QAHAR, ong. = haseum, rinsch (van<br />

smaak); ook: geprikkeld (z. a. in den neus<br />

door rook).<br />

GAHQAR, ngbr.; ngagahgar, ophouden<br />

of opgehouden ztfn met vrucht te dragen.<br />

QAHIL, I., meestal ngagahil, (van schuld)<br />

niet kwijt kunnen raken, er niet los van<br />

kunnen worden, er in zitten (nL in de<br />

schuld), bleven bestaan, achterstallig,<br />

blflven hangen, (ztyn vorderingen) niet<br />

binnen kunnen kragen; taja pisan ngagahüna,<br />

er bleef (van hem) niets hangen,<br />

hjj was niets kwtyt geraakt, h{j kreeg al<br />

het zijne terug.<br />

n. (Z.-B.), wild zwvjn.<br />

GAÏB (Ar.), afwezend, geheim, verborgen,<br />

geheimzinnig; verder: wat verborgen is,<br />

geheimenis; ook: zelden; gaïb mahiooengkoel<br />

koe Allah, lain bagian djalma, geheimenissen<br />

weet God alleen, zty zjjn niet<br />

het deel van de menschen; geus nitihan<br />

alam gaïb, reeds zfln op (in) de (nog) verborgen<br />

wereld; gaïb anoe njorang kana<br />

ramat, zelden kwam iemand voorby het<br />

web; noe gaïb-gaïb, de verborgene dingen.<br />

GAJA, bedaard, zich niet overhaasten.<br />

GAJA-GOJO, = angka-ongko; zie ald.<br />

GAJAM, voll. tangkal gajam, naam<br />

van een grooten boom en van ztyn eetbare<br />

vrucht, gekkende op manggah; gagajaman<br />

(Z.-B.), naam van een zeevisch.<br />

QAJÈM, maar meestal ngagajërn,kauwen<br />

van iets dat tusschen de tanden is bleven<br />

zitten of van opgerispte dingen, herkauwen;<br />

digajëm.<br />

GAJËR, bevochtigen, invochten ; ngagajër,<br />

z. v. a. ngëijrëk, aanh. neerstroomen (van<br />

regen); oesoem ngidjih ngagajër hoedjan<br />

boe, in den regentijd valt de regen brj<br />

stroomen; digajër koe tjai, gezegd van een<br />

plant tot welke men aan het water toegang<br />

geeft.<br />

GAJOEH, I. ngbr.; ngagajoeh, verkl. met<br />

euweuh eureunna, iets doen zonder te<br />

rusten, zonder ophouden of tusschenpoozen<br />

aan iets bezig zrjn; van regen:<br />

aanhoudend nedervallen; digajoeh, gezegd<br />

van een voorwerp waaraan of waarmede<br />

iets zonder tusschenpoozen plaats heeft<br />

(b. v. van een Nieuwjaarsdag, wanneer<br />

het daarop aanhoudend regent).<br />

II. G.w.: roep op I ngagajoeh, oproepen<br />

(b. v. den wind of den regen) om iets<br />

te doen ; kagajoeh, opgeroepen, opgewekt,<br />

aangespoord.<br />

GAJOEN, het slingeren; ngagajoen,<br />

hangen te slingeren (b.v. een kalong aan<br />

een tak); goejan-gajoen, heen en weer<br />

slingeren (b. v. een schip op zee). Vgl. ajoen.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!