- Page 2:
P R M I- i. i: T Y Of Uitld
- Page 7 and 8:
SOENDANEESCH-HOLLANDSCH WOORDENBOEK
- Page 9 and 10:
W?/.v. ??/ y '
- Page 11 and 12:
VOORREDE. VII roeng". Daarop verrij
- Page 13 and 14:
VOORREDE. IX het Javaansch-Nederlan
- Page 15 and 16:
VOORREDE. XI Moeilijke woorden en u
- Page 17 and 18:
INLEIDING. XIII niet, maar vloeien
- Page 19 and 20:
INLEIDING. XV IV. De Klemtoon. Rege
- Page 21 and 22:
INLEIDING. XVII eim of an. Soms wor
- Page 23 and 24:
INLEIDING. XIX het aan, dat de werk
- Page 25 and 26:
INLEIDING. XXI XII. Werk w. met 't
- Page 27 and 28:
INLEIDING. XXIII werkw. van alle kl
- Page 29 and 30:
INLEIDING. XXV uitgedrukt door een
- Page 31 and 32:
INLEIDING. XXVIJ door vóórplaatsi
- Page 33 and 34:
INLEIDING. XXIX 5. Vragende voomw.
- Page 35 and 36:
INLEIDING. XXXI zijn de volgende :
- Page 37 and 38:
Buit. b. v. Cher. Chin. coll. mv. d
- Page 39 and 40:
nl. ml zeggen namelijk. VERKORTINGE
- Page 41 and 42:
A, zie Spraakk., de beide tafels bt
- Page 43 and 44:
gesteld; saddatsaadatna, elk naar z
- Page 45 and 46:
zfln; sipat kaddjenan, eere; ngadje
- Page 47 and 48:
II. Ngagëm 1., = njandak, grypen,
- Page 49 and 50:
sabar; ngajëm-ngajém maneh, zich
- Page 51 and 52:
van een engel en dergelijke persona
- Page 53 and 54:
van een ouder broeder of zuster). V
- Page 55 and 56:
ambilan, zeker kinderspel (waarsch.
- Page 57 and 58:
ewaren, wegbergen, btf beetjes wegl
- Page 59 and 60:
ngandikadn, tot iemand spreken; dia
- Page 61 and 62:
of wat het is, dezelfde of hetzelfd
- Page 63 and 64:
ANGKIK, naam van een edelgesteente,
- Page 65 and 66:
ANTAPARAH, verkl. met taia-pasini;
- Page 67 and 68:
ANTOS, g. w.; ngantos, 1. van ngant
- Page 69 and 70:
diarak; koedjang pangarak, een wond
- Page 71 and 72:
ngartos, 1. -van ngadoewit, voor ge
- Page 73 and 74:
songkeun, iets (b. v. wëlit) ieman
- Page 75 and 76:
ditoe, onbestendig, onbeslist in zy
- Page 77 and 78:
formatie schijnt afgeloopen]. Vgl.
- Page 79 and 80:
«taken; babadak, een trechtervormi
- Page 81 and 82:
pisang, de basis of grondvesten van
- Page 83 and 84:
onheil, ramp; kala-baja, tijd van g
- Page 85 and 86:
of hulde bewezen, offeren, dienen (
- Page 87 and 88:
aanzienlijke Inlandsche huizen, om
- Page 89 and 90:
BALKETIL, verb. van brëkiti; zie a
- Page 91 and 92:
BANDJOER, g. w.; ngdbandjoer, giete
- Page 93 and 94:
uitwendige gedaante, lichaamsbouw,
- Page 95 and 96:
oeden (= 7.096 vierk. M.); sabaoe,
- Page 97 and 98:
een booswicht gedragen (rooven, moo
- Page 99 and 100:
iatabeuhan, (terwyi men juichte) vi
- Page 101 and 102:
BATJANG, I. = limoes, naam van een
- Page 103 and 104:
BËBËLOEK, eea larve, behoorende t
- Page 105 and 106:
BEDJER, = djedjer, z. v. a. djadjar
- Page 107 and 108:
BELA, tor zflde staan, steunen, hel
- Page 109 and 110:
BÈLOJ, I. een armoedig-, ziekelijk
- Page 111 and 112:
van gevoelen, tweedrachtig; pabëng
- Page 113 and 114:
II. Veel, in groote hoeveelheid voo
- Page 115 and 116:
elkander staan of komen, door een h
- Page 117 and 118:
BEULEUGEUNDJEUR—BEUNGBEUNG. BEULE
- Page 119 and 120:
hebben zitten (b. v. een vischgraat
- Page 121 and 122:
sloeg (zy sloegen) op de vlucht, hy
- Page 123 and 124:
noe bireuk, niemand die 't niet wee
- Page 125 and 126:
BL.É8 (vgl. bres), werk. tusschenw
- Page 127 and 128:
ngaboeboekkeun, vergruizen, verbrij
- Page 129 and 130:
BOEHOEN, z. v. a. koena en baheula,
- Page 131 and 132:
BOELOEKAN, met schimmel, beschimmel
- Page 133 and 134:
kaboentël, gewikkeld geraakt in; o
- Page 135 and 136:
eendryven, verstrooien; paboerisat,
- Page 137 and 138:
BOETJAS BÉTJIS, zie bëtjis. BOETJ
- Page 139 and 140:
BOJOBOS, = hampos, samendrukbaar en
- Page 141 and 142:
BONEKA, of wel boeneka (Port. bonec
- Page 143 and 144:
worden; kaboro k., kaboedjëng 1.,
- Page 145 and 146:
BRANG-BRENG-BROENG, nab. van 't rin
- Page 147 and 148:
dagang, handelsschip, koopvaardjjsc
- Page 149 and 150:
DALANQ, wajang-s^eler of voajang-VQ
- Page 151 and 152:
vast-, droog weder, voorjaarskenter
- Page 153 and 154:
of oorspronkelijk is (wat betreft a
- Page 155 and 156:
DEKEN (Kad), = deët, ondiep. DËK
- Page 157 and 158:
DENGKET, tegen aan komen (vgl. demp
- Page 159 and 160:
mank worden; overdr. z. v. a. rek n
- Page 161 and 162:
wordt (P.); - 2. = pipinding, voorh
- Page 163 and 164:
loopen, by een wedstryd op de kans
- Page 165 and 166:
DJALABRIJA, voll. koeweh djalabrjja
- Page 167 and 168:
DJAMBOERAOEL, = djambraolang. DJAMB
- Page 169 and 170:
paranti djadjangkoengan, stelten; n
- Page 171 and 172:
inwendig), z. v. a. oetama, goed vo
- Page 173 and 174:
geraakt; kadjëdjèk koe hakan^ opg
- Page 175 and 176:
DJEMPRAK, ngbr.; ngadjemprak, = and
- Page 177 and 178:
DJERETE, ngbr.; djedjeretean, darte
- Page 179 and 180:
DJILOELOET (Z.-B.), naam van een ze
- Page 181 and 182:
andere mannen gedragen wordt by een
- Page 183 and 184:
DJOENGKAL-DJOENGKEL—DJOERINGKANG.
- Page 185 and 186:
slikt een loa> vjjg in, sprkw. voor
- Page 187 and 188:
DJORONG, z. v. a. tjondong en dojon
- Page 189 and 190:
1. van pilëmboeran, al de wijken o
- Page 191 and 192:
DOER NIT NGOK, DOER DOER NIT-NGOK,
- Page 193 and 194:
DONQKAR, = 't meer gebr. doengkar.
- Page 195 and 196:
EH k., noen 1., tusschenw. om ieman
- Page 197 and 198:
ËMA, = indoeng k., iboe 1., moeder
- Page 199 and 200:
n. = leuleus, slap, zwak, doorbuige
- Page 201 and 202:
ËNOH (Ar., Non), de Mohammed, naam
- Page 203 and 204:
palid, h|j vond daar een weggedreve
- Page 205 and 206:
verblijven; ngeundeuk-ngeundeuk, me
- Page 207 and 208:
EWOEH, ong. = ewëd en 1. van soesa
- Page 209 and 210:
GAGABER, zie gaber. GAGAH, moedig,
- Page 211 and 212:
golven schommelen; galonoang-galejo
- Page 213 and 214:
eladers van den Islam geheven ten b
- Page 215 and 216:
II. Het Holl. gans; idem. (Vgl. ech
- Page 217 and 218:
iemand die driftig is). Vgl. galat
- Page 219 and 220:
doorgaans dërip, zie ald.]; digatj
- Page 221 and 222:
GËBLEQ, hulptelw. om platte voorwe
- Page 223 and 224:
toII. djcUma kagëden (Kad.), ieman
- Page 225 and 226:
neren, aan iemand met genegenheid d
- Page 227 and 228:
GËLËNDOENQ, (van een vallend voor
- Page 229 and 230:
en volkrijk (van een stad of land).
- Page 231 and 232:
koe maneh, ziekte en gezondheid heb
- Page 233 and 234:
GERELENG (vgl. geltng), rollen, zic
- Page 235 and 236:
GESOH, ngbr.; ngagesoh en ngagesoha
- Page 237 and 238:
2. als toeroep: haast u! haastig! f
- Page 239 and 240:
vertrapt en de bodem min of meer mo
- Page 241 and 242:
idem; müampah (migawe, ngalampahke
- Page 243 and 244:
opstaan (van zitten, liggen of uit
- Page 245 and 246:
G-OELOENTOENGAN—GOEMOEROEBOET. 20
- Page 247 and 248:
angën-angën pëtjaUsawëd, sprkw.
- Page 249 and 250:
ander sterk geluid; goemoeroeh, ide
- Page 251 and 252:
= gogoUpakan en boelak-balik, zich
- Page 253 and 254:
gebraden of gebakken voorwerpen; pa
- Page 255 and 256:
deren in het huweiyk verbonden zyn,
- Page 257 and 258:
door gaan (van een vlieger); 2. uit
- Page 259 and 260:
koering koe handjakal, ik heb er sp
- Page 261 and 262:
geneest, en hapoer kèmbang, die ni
- Page 263 and 264:
HARIRING, ook wel haliring, z. v. a
- Page 265 and 266:
ztjn medeleden of deelneming betoon
- Page 267 and 268:
HÉNTEU, hetzelfde als hanteu. HEPH
- Page 269 and 270:
ook: verstoren; verder: zyn lust aa
- Page 271 and 272:
Goddelijke wondermacht; ook: kunste
- Page 273 and 274:
laten (vgl. bobos, hampos, poewak,
- Page 275 and 276:
weerszoden van de moederplant eenig
- Page 277 and 278:
HOREJAM, duizelingwekkend, huiverin
- Page 279 and 280:
IDJO (Indr.), = hedjo, groen; katja
- Page 281 and 282:
doen; dipüoekeun ka noê dagang, i
- Page 283 and 284:
INQQEUNQ, — ojag, zich bewegen, s
- Page 285 and 286:
maar aohteren) op den grond laat ru
- Page 287 and 288:
vergiffenis; matja istigpar, zeker
- Page 289 and 290:
JATNA (Skr., yatna, inspanning van
- Page 291 and 292:
vluchten; matak kalang-kaboet, (van
- Page 293 and 294:
•ofeott, het samen ééns zrjn,
- Page 295 and 296:
KALAK, naam van een IJzeren voorwer
- Page 297 and 298:
het meer waaruit Moehammad de geloo
- Page 299 and 300:
omheining; dikikis-kampoeh, met zul
- Page 301 and 302:
eens = èmas, goud; dan =s roekmi %
- Page 303 and 304:
Schemering [wat menpamali noemt] ;
- Page 305 and 306:
KARÈM, = kalëm, zinken, gezonken,
- Page 307 and 308:
KA8AWAT, 1. van panjdkit, ongesteld
- Page 309 and 310:
KATJILEN (waarsch. van 't Jav. tjil
- Page 311 and 312:
kawoeng, het merg van den kawoeng-b
- Page 313 and 314:
KËDOKAN, = panggoejangan, mooras,
- Page 315 and 316:
KELENDOENG-KELENDANG—KELIK. 275 b
- Page 317 and 318:
KEMOT, ngbr.; ngemotan, met de tong
- Page 319 and 320:
wenkbrauwen geHJkscheren; dikëning
- Page 321 and 322:
poek; kakëpoek, (zonder opzet) ger
- Page 323 and 324:
sntfden; ngerentjeng, rinkelen; kar
- Page 325 and 326:
ondraagltyken reuk van zich geeft,
- Page 327 and 328:
KÉTOEK, 1. slag (b. v. met de kalo
- Page 329 and 330:
kwasten van die sjerp. (Vgl. ower e
- Page 331 and 332:
omsleepen, er geen behoorlijke zorg
- Page 333 and 334:
steld), de balandja of het onderhou
- Page 335 and 336:
KOEBIK, het Holl. kubiek; idem. KOE
- Page 337 and 338:
over het hoofd geslagen hebben, zic
- Page 339 and 340:
ngaler-ngoelon, zich naar het Noord
- Page 341 and 342: met een brandende toorts brj zich;
- Page 343 and 344: koepoe-koepoe, naam van een plant w
- Page 345 and 346: art; ngoeroeboet, binnensluipen, bi
- Page 347 and 348: KOETJOEBOEK, = koebëk, zie ald. KO
- Page 349 and 350: naam van een boom welks gom tot het
- Page 351 and 352: {van tjjd tot ttfd wordt de ingang
- Page 353 and 354: KOPER, = 't meer gebr. kemper, lam,
- Page 355 and 356: III. Ben langwerpig vierk. kist voo
- Page 357 and 358: voortgaan op de wjjze als tot hiert
- Page 359 and 360: LAJAH-LEJEH, zie lejeh. LAJAK, I. b
- Page 361 and 362: «pel gaan zien of daarnaar kyken,
- Page 363 and 364: zich in de verte (maar onduidelijk)
- Page 365 and 366: LANGEU, ngbr.; nyalangeu, = ngada w
- Page 367 and 368: LANTAJ, I. ngbr.; lantajan, bamboes
- Page 369 and 370: LAPEH (Z.-B.), naam van een zeevisc
- Page 371 and 372: of ingang ergens in maken, iets van
- Page 373 and 374: maken (b. v. een tuin), verbreeden
- Page 375 and 376: 1. overstelpt door droefheid, komme
- Page 377 and 378: ang is); verder z.v.a. aloem, verfl
- Page 379 and 380: LËNJAP, verkl. met hoedang pikir,
- Page 381 and 382: II. Hideuny leueut, pikzwart (van k
- Page 383 and 384: den stal), losgelaten, vrfl; leupas
- Page 385 and 386: LIJO, steen- of pannenbakker}), tic
- Page 387 and 388: LINGGIH 1. p., tjalik ]., d$oek k.,
- Page 389 and 390: II. Ngali8ananl.,njërahkeunB t,mit
- Page 391: iets waarboven een ander zich verhe
- Page 395 and 396: val; müoewang, vangen of trachten
- Page 397 and 398: LOLONTJONG (Z.B.), naam van een zee
- Page 399 and 400: MA, I. vjjftiende letter van het So
- Page 401 and 402: MAHMAH-MIHMIH, = ëmah-ëmih (maar
- Page 403 and 404: poeloes-soort welke, tot kastyden g
- Page 405 and 406: MANDARA, hetzelfde als mandala. MAN
- Page 407 and 408: MANG-MANG, z.v.a. asa-aaa enbingban
- Page 409 and 410: MANTJIRANG, naam der bloem van de U
- Page 411 and 412: oemd, vermaard; kamashoer, beroemd
- Page 413 and 414: geretireerd houden, aan zfln gevoel
- Page 415 and 416: MENGGrAH—MENTRANG-MENTRING. 375 M
- Page 417 and 418: MÉSOEM, verkl. met euweuh beragna,
- Page 419 and 420: MINGE, z. y. a. eureun en senang, r
- Page 421 and 422: zeer schitteren, een grooten luiste
- Page 423 and 424: heerlijkheid, luister, pracht, maje
- Page 425 and 426: zinnig) absurd, abominabel; ngamoep
- Page 427 and 428: van veel eten), opgeblazen (ten gev
- Page 429 and 430: enz.); tjahjana montjorong, de glan
- Page 431 and 432: een districtshoofdplaats, meer alge
- Page 433 and 434: NASEHAT (Ar., natsehat), goede raad
- Page 435 and 436: NGANGKAWAK(Kraw.),= ngangkarawak. N
- Page 437 and 438: NGËRE, zekere manier van den hoofd
- Page 439 and 440: NGOPEK, zich niet stilhouden (b. v.
- Page 441 and 442: njadhan, liefde bezitten, liefderij
- Page 443 and 444:
II. Werkw. tusschenw, voor: scheure
- Page 445 and 446:
ken (b. v. een hengel door een visc
- Page 447 and 448:
vruchten, enz.); ook: eenstemmig, e
- Page 449 and 450:
. heele persoon, zichzelven geheel;
- Page 451 and 452:
OELA-ELO, slingeren, slingerend. OE
- Page 453 and 454:
OEMBRAH-AMBREH—OENDJAK-ANDJOEK. 4
- Page 455 and 456:
OENGAH-ENGOH, een woordspeling op l
- Page 457 and 458:
oenoen; ngoenoenkeun, iets alzoo ro
- Page 459 and 460:
OEROE-ARA, in 't ongereede zt)n, in
- Page 461 and 462:
OETA8, I. een bos djangët (tot raw
- Page 463 and 464:
spuwen; (van oude lieden) kwalen; n
- Page 465 and 466:
ONQQOL-ONQQOLAN, = ambal-ambalan, z
- Page 467 and 468:
diotjonan, die man verdraagt geen g
- Page 469 and 470:
PADJOERAWET, alleen in dipadjoerawe
- Page 471 and 472:
spannen, windspaak; ook-.buigtangjt
- Page 473 and 474:
PAKËLAT, ngbr.; makëlatkeun, in v
- Page 475 and 476:
den verbouwd op de rijstvelden, na
- Page 477 and 478:
II. Kegel aan den buitenkant ter be
- Page 479 and 480:
PANDJANG-POENDJOENG-PANETEG. 439 w^
- Page 481 and 482:
eerst ondervinden, in het leven erv
- Page 483 and 484:
touwen of riemen uitgerekt worden.
- Page 485 and 486:
PANTONG, g. w.; mantong, inslaan (b
- Page 487 and 488:
PAPA80ENG, zie patoeng. PAPA8TEN, z
- Page 489 and 490:
PARANTAS (Tjiandj.), = of iets bele
- Page 491 and 492:
II. Naam van een manggah-soort, zoo
- Page 493 and 494:
PA8EH, voll. djëroek paseh, naam v
- Page 495 and 496:
politie; ook: grenswachter; kopral
- Page 497 and 498:
y schelden gebruikt; men zegt danb.
- Page 499 and 500:
kana pitjilakaeun, onverhoeds in ee
- Page 501 and 502:
doeng makena dipengpelekkeun, h\j z
- Page 503 and 504:
stillen, iemand tot kalmte brengen;
- Page 505 and 506:
of knetterend geluid (z. a. wanneer
- Page 507 and 508:
vertrouwen ; 2. iemand in wien men
- Page 509 and 510:
kleinigheid vragen voor zyn moeite
- Page 511 and 512:
opendoen, weer sluiten, enz.; peure
- Page 513 and 514:
verder: onderhouden, verzorgen; dip
- Page 515 and 516:
of schaal met een voet (kleiner dan
- Page 517 and 518:
dragen binnenkomen (b. v. winst). V
- Page 519 and 520:
PO (Chin.), zeker Chineesch kaartsp
- Page 521 and 522:
denschappen worden aangegaan, soms
- Page 523 and 524:
doen ztyn, geheel afbetalen, geheel
- Page 525 and 526:
POEPOE, I., g. w.; moepoe, = ngala,
- Page 527 and 528:
croton-soorten (P.) ; - 2. kajoepoe
- Page 529 and 530:
hoofd ontblooten; dipoetjat) moetja
- Page 531 and 532:
POKAL, eigen zin, eigen last, eigen
- Page 533 and 534:
liwatsaking ponjona, hfl had groote
- Page 535 and 536:
vleeschhouwerjj, vleeschhuis (vgl.p
- Page 537 and 538:
KADJAB—RAGAlfANG-RIGIMING. 497 he
- Page 539 and 540:
armhartigheid, genade (vgl. rahim e
- Page 541 and 542:
van de scheringdraden hetwelk om de
- Page 543 and 544:
hout is tot niets bruikbaai]; rando
- Page 545 and 546:
getale aanwezig ztyn (b.v.menschen
- Page 547 and 548:
RARAK (Buit.), naam van de zoutwate
- Page 549 and 550:
RATJOEN (Mal.), vergift, venijn; ov
- Page 551 and 552:
RËGAH RÉGIH, zie rëgih. RËGAH-R
- Page 553 and 554:
uitloopers zenden (een weg, een riv
- Page 555 and 556:
RENGGONQ, voll. koeda renggong, een
- Page 557 and 558:
manggih rëpok noemt men het vinden
- Page 559 and 560:
laten of afgebrande grond; tigagadj
- Page 561 and 562:
van iets gevoelen, iets niet meer d
- Page 563 and 564:
loop, overal waar men zich wendt ;
- Page 565 and 566:
ROBET, versleten, gescheurd, aan st
- Page 567 and 568:
van den Islamietischen godsdienst];
- Page 569 and 570:
ROENJAM RENJOM, zie renjom. ROENTAH
- Page 571 and 572:
ROEWANG-RIJOENG—EOMBENÖ. 531 ROE
- Page 573 and 574:
aan zichzelven overlaten ; rorontog
- Page 575 and 576:
3AAR, ngbr.; njadrkeun, = ngeuweuh
- Page 577 and 578:
mand bepaald toebehoort; njadrakkeu
- Page 579 and 580:
II. Ook sakiina en sakitanan, ong.
- Page 581 and 582:
toat, gebeden lezen of opzeggen ; n
- Page 583 and 584:
SALOPA, I. buidel, tasch (P.); njal
- Page 585 and 586:
*yn gemak gevoelen, van zorg of vre
- Page 587 and 588:
doengan, (van een paard) licht of g
- Page 589 and 590:
aan vast bleven zitten, haken aan;
- Page 591 and 592:
het gerecht roepen, dagvaarden; dis
- Page 593 and 594:
nëpoengan (zie tépoeng), zich tot
- Page 595 and 596:
in elkaar loopen, ineenvloeien (b.
- Page 597 and 598:
krygshaftig man, krijgsman; ook wel
- Page 599 and 600:
iets vermelden, een naam geven, noe
- Page 601 and 602:
de oppervlakte van den grond (z. a.
- Page 603 and 604:
wachts door een gast of gasten over
- Page 605 and 606:
goejon); njëmpal,ong. = ngeureut,
- Page 607 and 608:
zanger de wtfs opsiert [wat men in
- Page 609 and 610:
komen van een scherp gevoel (b. v.
- Page 611 and 612:
SÉROT, laatkop, nl. de punt van ee
- Page 613 and 614:
overdr.: kwaadstoken, iemand tegen
- Page 615 and 616:
van lieden uit het volk, die geen e
- Page 617 and 618:
«enigerlei wijze) levensonderhoud
- Page 619 and 620:
verder: de dag of maand, volgende o
- Page 621 and 622:
8INDJANQ, 1. van samping, rok of kl
- Page 623 and 624:
ook: uiteendoen, splijten; njingraj
- Page 625 and 626:
ief) van etape tot etape transporte
- Page 627 and 628:
iets toesteken of aanreiken; disodo
- Page 629 and 630:
moeite, druk, kommer, ellende of no
- Page 631 and 632:
II. Ngbr.; njoembang, = ngeueum, (v
- Page 633 and 634:
oven niet reiken aan; njoendoelan,
- Page 635 and 636:
Van een woord]; soerna, hty (ze) ze
- Page 637 and 638:
zwaariyk, lastig, moeilijk; kasoesa
- Page 639 and 640:
achterklap (met het doel om te stok
- Page 641 and 642:
SONDARI, voll. tjatjing sondari, eo
- Page 643 and 644:
këris, tienduizend hadden een kris
- Page 645 and 646:
salat iaat, een vrtywillig (niet vo
- Page 647 and 648:
TAHAJOEL (Ar., tachajjoel), verbeel
- Page 649 and 650:
TALAGTOLOG, zie tolog. TALAHAB, op
- Page 651 and 652:
TALI-MËNANG, eigecnaam van den bro
- Page 653 and 654:
uit den koers geraakt zyn,met den s
- Page 655 and 656:
keun, van hadoe dat gerecht maken;
- Page 657 and 658:
laar; nandonan, voor iemand instaan
- Page 659 and 660:
gevoeg zitten doen; nanggoeloekkeun
- Page 661 and 662:
TANQTOE k., tangtos 1., zeker, inde
- Page 663 and 664:
kenhuisje; - 3. roof of korst (van
- Page 665 and 666:
nen op den weg; van één voorwerp
- Page 667 and 668:
TATOENQKOEL (Z.-B.), naam van een z
- Page 669 and 670:
TÈDOEH, somber, triestig, donker (
- Page 671 and 672:
drukken); sisinëkëlan, voorwerp (
- Page 673 and 674:
als b\j tamah, aan welken nadrukswj
- Page 675 and 676:
gen; ditendjo, gezien of bezien wor
- Page 677 and 678:
TENONG, een ronde bamboezen mand of
- Page 679 and 680:
tot haast aangespoord worden ;ner*f
- Page 681 and 682:
vestigen, bestendigen, onderhouden,
- Page 683 and 684:
metaal; neupa, metaal met vuur en h
- Page 685 and 686:
Ujk, gesloten (van een huweityk); d
- Page 687 and 688:
iets anders doen, geiykgaan met, ov
- Page 689 and 690:
TING, korte vorm van pating, een vo
- Page 691 and 692:
waarin men 't koud heeft, het koude
- Page 693 and 694:
oetan ; - tjaboetan, een uitgetrokk
- Page 695 and 696:
TJALANGTJANG-TJALONGTJONG--TJAMAT.
- Page 697 and 698:
TJANDANA (Skr., candana), sandelhou
- Page 699 and 700:
TJANGKRAMA (Skr., cangkrama, het ro
- Page 701 and 702:
worden rondom de Iboe, het symbool
- Page 703 and 704:
gedachten houden, ter harte nemen ;
- Page 705 and 706:
ditjawisan; - tjawisan, toebereid,
- Page 707 and 708:
TJËL, werkw. tusschenw. voor: uitg
- Page 709 and 710:
TJËNGAH TJËNGEH, klaagljjk schree
- Page 711 and 712:
dat sommigen met het schoudergewric
- Page 713 and 714:
TJEUHIL, dat wat by het eten tussch
- Page 715 and 716:
omhoog staren en daarby onwillekeur
- Page 717 and 718:
iemand hebben, goedgunstig, toegene
- Page 719 and 720:
TJOELAK-TJILEUK—TJÖENGGELIK. 679
- Page 721 and 722:
TJOERIGA, I. (Skr., cburika), poët
- Page 723 and 724:
TJOKREK, ngbr.; satjokrek, de klein
- Page 725 and 726:
houden (b. v. een geit), verzorgen,
- Page 727 and 728:
TJRAT-TJRET, achteloos om zich heen
- Page 729 and 730:
(waartoe inz. dienen de nadruksw. t
- Page 731 and 732:
TOELANGTALENG—TOEMALAPOENG. hante
- Page 733 and 734:
voor de vrouwelijkheid; disibeungeu
- Page 735 and 736:
duims; noendjoék, met den vinger a
- Page 737 and 738:
ook z. v. a. fcasaAstan, bij iets z
- Page 739 and 740:
TOEROELOENG, nab. van 't geluid van
- Page 741 and 742:
TOETOENG, zengen, aanbranden, gezen
- Page 743 and 744:
een gat in iets maken; ditokok; noh
- Page 745 and 746:
patonggong-tonggong, rug aan rug; o
- Page 747 and 748:
en, tieren of razen; ditorong toron
- Page 749 and 750:
troep één ten deel aan de ttfgers
- Page 751 and 752:
walakajana, hij (zrj) doet niets, d
- Page 753 and 754:
ledene, gegeven by zyn (haar) leven
- Page 755 and 756:
Talaga- Warna, het Veelkleurige Mee
- Page 757 and 758:
ergens opdoen, op laten stuiven of
- Page 759 and 760:
WËNTAR (vgl. warta), bericht, geru
- Page 761 and 762:
hoeveel te meer, b. v. wiwilangan a
- Page 763:
WOELOEKOE, ploeg; bomioet woeloekoe
- Page 766 and 767:
726 AANVULLINGEN EN VERBETEBINGBN.
- Page 768 and 769:
728 AANVULLINGEN KN VERBETERINGEN.
- Page 771 and 772:
Uitgaven van A. W. SIJTHOFF's UITG.
- Page 774 and 775:
THE UNIVERSITY OF MICHIGAN pEB 2 6