02.05.2013 Views

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

476 PINTJANG—PIKILIK.<br />

bèndo (zie bëndo); in Z.-B.: den hoofddoek<br />

eenvoudig om het hoofd slaan, zóó dat de<br />

punt achter komt, die daarna over het<br />

hoofd gelegd en van voren ingestoken<br />

wordt [gel\jk oude lieden gemakshalve wel<br />

doen]; in Kad.: garen draaien, kanteh ineendraaien,<br />

tweernen; dipinti, - dibëndo.<br />

II. — pipi, wang. F.<br />

III. (Z.-B.), = gëloeng. P.<br />

PINTJANG, mank aan den eenen voet<br />

(doordat het eene been korter is dan het<br />

andere), kreupel; ook: mank gaan, hinken<br />

(zie ook bfl gembol)', gantjang djadi pintjang,<br />

haast maakt mank, z. v. a. „haastige spoed<br />

is zelden goed"; pipintjangan, als een<br />

manke of kreupele loopen, een kreupele<br />

nadoen.<br />

PINTJOEK, peperhuisje (zakje) ; sapintjoek,<br />

één peperhuisje (b. v. met rampe).<br />

PINTJOET, alleen in kapintjoet, = kapelet<br />

(zie pelet) % betooverd, medegeshept, geheel<br />

door iemand of iets bekoord, geheel onder<br />

de macht van iets betooverends z}jn of<br />

geraken.<br />

PINTJRAK, ngbr.; mintjrak, z.v.a. mofaft,<br />

zich druk bewegen, beweeglijk.<br />

PINTOE (Mal.), zzpanto, deur; mintoemanek,<br />

z. v. a. noetoep maneh, zich sluiten,<br />

vanzelf dichtgaan.<br />

PINTON, ngbr.; minton, zien naar; dipinton<br />

; kapinton, gezien ; mintonan, 1 . naar iets<br />

sien, iets bezien; 2. aan iemand laten zien<br />

dipintonan; mintonkeun, iets laten zien,<br />

voorhouden, vertoonen, tentoonstellen;<br />

dipintonkeun; pintonan, teeken waaraan<br />

men iets onderkennen kan.<br />

PIPA, het Holl. pyp; idem, nl.tabaksptfp.<br />

(Vgl. padoedan.)<br />

PIPAH, het Holl. pyp (langwerpig vat);<br />

vaatje, inz. botervaatje, tonnetje; sapipah,<br />

één vaatje (b. v. boter), enz.<br />

PIPAHOKAN, zie pahok.<br />

PIPES, verb. van 't Holl. veepest; idem.<br />

PIPI, wang, de wangen; njëripipi,w&ngpyn;<br />

beurewn pipina, blos. (Vgl. damsi.)<br />

PIPIMI (Kad.), naam van een klein, zeer<br />

fijn gekleurd torretje.<br />

PIPILINQAN, de slaap of slapen van het<br />

hoofd; toelang pipilingan, slaapbeen. (Zie<br />

ook pipilis.)<br />

PIPILI8, de slaap of slapen van het hooid<br />

(ook palipisan enpipüingan genoemd); dipipüis,<br />

zich de slapen van het hoofd infineren<br />

(met zalf); mipiiisan, een ander de<br />

slapen (met zalf) insmeren; dipipilisan.<br />

PIPIR, z$de,kant(ong. = siaienpongpok);<br />

ook: langs, aan, bjj; pipir batoe, langs (by)<br />

steenen; pipir goenoeng, aan den kant van<br />

(b{j) den berg:pipir damar, b\) het licht; dipi-<br />

pir, ter ztfde, aan, b\j ; di pipir imah, ter ztyde<br />

van (bjj) het huis; pipireun, ter zjjde van,<br />

bjj, aan; pipireun djodjodog, naast het voetenbankje<br />

(vgl. mapaj bfl papaj) ; - malipir,<br />

gaan langs, vaien langs, langs den kant<br />

gaan (vgl. malipid b$j palipid).<br />

PIPISAN, steen (al of niet uitgehold) om<br />

op te wrflven, wrtffsteen; lakt pipisan,<br />

stamper om mee te wreven.<br />

PIPIT, g. w.; mipit, met de hand plukken,<br />

afplukken (een blad, bloem of vrucht);<br />

dipipit; mipiton, meerdere dingen afplukken;<br />

dipipitan. (Vgl. pëtik.)<br />

PIPITI, doos (kleiner dan een sosokan),<br />

PIRA (in het Jav. = 't Soend. sabaraha),<br />

z. v. a. koemaha, hoedanig (doch nimmer als<br />

vraagwoord gebezigd (vgl. wflrëne);ookwel<br />

= tiba en oékoer, alleenlijk, slechts; mooi<br />

pira, = modi sakoemaha, dat is van geen<br />

beteekenis! dat is niets! wat zou dat look:<br />

nietsbeteekenend; pira koe teuing, of eenv.<br />

pira koe, z. v. a. moalënja, in geenendeele,<br />

volstrekt niet; sakitoe ge pira-pira /'t is zoo<br />

al redelijk! 't is al mooi zoo! teupira teuing,<br />

teu sapira, of ook wel sapira teuing, z. v. a.<br />

teu sakoemaha, dat is niets, dat beduidt<br />

niets, dat maakt niets uit, dat mag geen<br />

naam hebben, dat is geen bezwaar; ook:<br />

van weinig beteekenis-, waarde of belang<br />

z^jn; dimanah sapira, iets gering achten;<br />

njapirakeun, gering schatten, klein achten,<br />

iets niet achten, zich aan iets niet storen;<br />

disapirakeun.<br />

PIRAK, 1. van pëpëgatan (zie pëgat), van<br />

echtelieden: scheiden, gescheiden zijn.<br />

PIRANG, meestal pirang-pirang, = loba<br />

(maar soms als 1. van loba en reja ge-<br />

bezigd), veel, zeer veel, zeer velen; sapirang-pirang,<br />

de geheele menigte \sapirangpirang<br />

balana, de geheele menigte van zfln<br />

leger; mangpirang-pirang, een groote<br />

menigte zjjn, menigten, by menigten.<br />

PIRANGBARA, = 't meer gebr.pilangbara.<br />

PIRAON (Ar.), Farao, de bekende koning<br />

van Egypte.<br />

PIRDOES (Ar., firdaus), het parades.<br />

PIREU, niet kunnen spreken, stom ztfn<br />

(vgl. bisoe); torek-pireu, doofstom ztfn;<br />

mireumireu maneh, zich stom houden.<br />

PIREUPEUN, alleen in kapireupeunan, iets<br />

(b. v. stof) in het oog of in beide oogen<br />

hebben.<br />

PIRIQ, sterk geluid (nl. van de gamelan);<br />

mirig, (van de gamelan) ferm-, krachtig bespelen;<br />

dipirig, 1. krachtig bespeeld worden;<br />

2. overal heen vergezeld of begeleid<br />

worden (P.).<br />

PIRILIK, ong. —perelek, zie ald.; mirilik,<br />

kruimelsgewjjze afvallen, bfl kleine be-

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!