02.05.2013 Views

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

616 TANDING—TANDON.<br />

TANDINQ, I. gelijke, wedergade \taja tanding,<br />

zonder wedergade, geen weerga hebben;<br />

lain tanding, niet eikaars weergazen,<br />

tot elkander in ongelijke verhouding staan<br />

pilih tanding, (eig. z\jn weerga zoeken) zonder<br />

weerga zijn \p6rang tanding, z. v. a. strijd<br />

tusschen gelflken, d. i. tweegevecht, kampstrjjd<br />

van man tegen man; satanding,&&n<br />

elkander gelflk, evengelrjk (b. v. twee of<br />

meer stapels tjdbe); nanding, gelijk z^jn aan,<br />

gelijkstaan of overeenkomen met; tm nanding,<br />

niet gelijkstaan met; ditanding, vergeleken<br />

worden met, geiflk worden gemaakt<br />

met ; bëkèlna ditanding kana pimahieunana,<br />

hun leeftocht deed men opwegen<br />

tegen hunne behoefte; katanding, vergeleken<br />

; ook : opgewogen (van iets waartegen<br />

iets anders opweegt); hanteu süih-tanding,<br />

(in den oorlog enz.) maar aanvallen op wie<br />

men voor zich heelt, zonder op kracht of<br />

afkomst te letten; nandingan, met iets of<br />

iemand vergelijken, ter vergelijking naast<br />

elkander plaatsen; verder: gelijkstaan met,<br />

evenaren; nandingan ka, gelijkstaan met;<br />

ditandingan; - tandingan, of tatandingan,<br />

gelQke, wedergade, tegenbeeld, evenknie;<br />

taja tatandinganana, ongeëvenaard, voorbeeldeloos;<br />

toemandingan, gelijke, wedergade;<br />

nandingkeun, iets met iets anders<br />

vergeleken; ditandingkeun, (Ygl. banding.)<br />

II. (Zelden) = sanding, zie ald.<br />

TANDJAQ, = tandang, zie ald. P.<br />

TANDJAK, ngbr.; nandjak (het tegen»<br />

o verg. van moedoen, zie poedoen), een hoogte<br />

opgaan; ook (z. a. van een terrein): oploepen,<br />

rijzen, stijgen ; tandjakan, oploopend<br />

terrein, oprit, „hol."<br />

TANDJAK-TOENDJOEK, zie toendjoek.<br />

TANDJËK, 1. = dëdëg, zie ald. (zelden); -<br />

2. z. v. a. répok, zie ald. en vgl. toendjoek.<br />

TANDJÉNQ, touw of tros van gevlochten<br />

bamboe of rotan. P.<br />

TANDJEUR (vgl. tanggër), staak, paal of<br />

derg. (tot teeken, tjitjiren, dienende); satandjeur,<br />

sz satangtoeng, de hoogte van een<br />

rechtopstaand voorwerp; eatandjeur bejas,<br />

de hoogte van een overeindstaande rijstkorrel,<br />

overdr. voor : niet van beteekenis,<br />

een sikkepitje; teu bogoh satanajeur bejas,<br />

geen sikkepitje verliefd zijn; nandjeur,<br />

overeind Btaan, rechtop staan (b. v. een<br />

boom of een banier); tandjewran, het staan,<br />

de stand; nandjeurkeun, overeind zetten,<br />

oprichten (8. a, een staak) ,dUandjeurkeun.<br />

TANDJI, een soort Turksche trom of pauk<br />

(als muziekinstrument gebezigd) ; toekang<br />

tanQji, een persoon die gewoon is of wiens<br />

bedrtjf het is de iandji te slaan; nabeuh<br />

iandji, op de iandji slaan.<br />

TANDJIDOR (Port., tangedor), Europeesche<br />

muziekinstrumenten, die door een<br />

groote trom (tandji) begeleid worden.<br />

TANDJOENG, I. = oedjoeng, landpunt,<br />

kaap; nandjoeng, ong. z. v. a. djaja, uitsteken,<br />

iemand van gewicht zijn, zvjn schatten<br />

zien vermeerderen, in rijkdom toenemen,<br />

rijk worden of zijn ; tandjoengan, kaap.<br />

II. Naam van een bloemdragenden boom,<br />

voll. tangkal tandjoeng [het blad wordt tot<br />

oebar sarijawan gebruikt]; kèmbang tandjoeng,<br />

of eenv. tandjoeng, de bloem van de<br />

tandjoeng [om haar aangenamen geur<br />

geliefd].<br />

TANDJOER, == 't meer gebr. tadjoer, z. ald.<br />

TANDJRÉK, volL djalma tandjrëk, het<br />

tegenoverg. van djalma manoek, dus : lieden<br />

die blijven waar zij zich gevestigd hebben,<br />

gezeten lieden.<br />

TANDO, de vliegende maki (vosachtig<br />

lichaam met vier pooten, en hebbende het<br />

vermogen<br />

vliegen).<br />

om van boom op boom te<br />

TANDOE, overdekt draagtoestel van<br />

bamboe, hangende aan draagstokken en dienende<br />

tot vervoer van personen [het wordt<br />

door twee of vier mannen gedragen];<br />

ditandoe, in een tandoe gedragen worden<br />

tanaoean, hetzelfde als tandoe,<br />

TANDOEK, I. hoorn ; ook voelhoorn ; tjaoe<br />

tandoek, naam van een pisangsoort met<br />

zeer groote vruchten ; soeren tandoek, naam<br />

van een soort soerenboom ; tandoekan, een<br />

hoorn of hoorns hebben; nandoekan, met<br />

de hoorns stooten; ditandoekan.<br />

II. Ong. = tindak (en veel in samenst.<br />

daarmede voorkomende, tindak -tandoek),<br />

manier van zich voor te noen, goede manieren,<br />

wellevendheid; sapanandoekan, op<br />

denzelfden trap, van gelijke waardigheia.<br />

TANDOER, het in den grond zetten (bij<br />

overplanting) van rjjstplanten ; nandoer,<br />

planten (nl. rjjstplanten van het kweekbed<br />

op de 8awah uit- of overplanten) ; ditandoer;<br />

nandoerkeun, een rijstplant of rijstplanten<br />

(van het kweekbed) op het veld<br />

in den grond zetten; ditandoerkeun - ; tandoeran,<br />

het veld dat met rijstplant en beplant<br />

is, het beplante; ook: het geplante,<br />

aanplant.<br />

TANDON (vgl. teundeun en toendan), dat<br />

wat men deponeert als onderpand van de<br />

vervulling eener belofte enz., pand, onderpand;<br />

verder: voor iemand instaan,<br />

iemands borg zijn, iemands plaats vervangen;<br />

radja tandon, z. v. a. tijdelijk vorst<br />

(vgl. gadang); djambatan tandon, hulpbrug,<br />

noodbrug *, tatandon, onderpand, verlovingspand;<br />

ook gijzelaar; djalma tatandon, %$ze-

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!