02.05.2013 Views

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

202 GOD0NG—GOEGAH.<br />

wordt of is; godogan enpanggodogan, voorwerp<br />

(pan) waarin men kookt of stooft.<br />

QODONG (eig. Jav.), = daoen, blad;<br />

êaképër godong toaringin, een blad van de<br />

waringin; malam godong, was, yergadeid<br />

van de bladen van sommige pisangsoorten;<br />

gogodongan, allerlei bladeren,<br />

gebladerte.<br />

GODOS, I. (het tegenoverg. van kikér)<br />

los of althans niet sttff gedraaid (van<br />

touw en derg.).<br />

II. = ngarendeng, naast ofnevens elkander<br />

ztfn (b. v. twee vliegers); sagodos, of<br />

wel sapagodos, z. v. a. tjotjog, geheel geljjk,<br />

geheel en al overeenkomen, ook z. a. van<br />

twee of meer volzinnen; digodos, zich<br />

voegen bty, gaan liggen naast.<br />

GOEBAGGABIG, zie gabig.<br />

GOEBAG-GEUBIG, zie geubig.<br />

GOEBAH, g. w.; ngagoebah, voorwerpen<br />

(bloemen of andere versiersels) knippen<br />

of vervaardigen van papier (b. v. ter opluistering<br />

van een feest); digoebah, van<br />

versiersels worden voorzien (= dirënggirënggi;<br />

goébahan, zoodanige voorwerpen;<br />

goegoebah, bloemachtige versiersels (onverschillig<br />

van welken aard, hetzy ingegoten,<br />

ingesneden of opgelegd).<br />

GOEBAJ GEBOJ, =s loenghajlenghoj,<br />

zachtjes naar toe zwemmen. P.<br />

QOEBËL, het met de hand aan iets<br />

zitten; ngagoebël, al maar met de hand of<br />

de handen aan iets zitten, inz. van een<br />

mannelijk persoon: al maar de hand aan<br />

het geslachtsdeel hebben of daarmee spelen<br />

(njoö 8irit).<br />

GOEBLÈQ, geluid geven bg het schudden<br />

(b. v. een kokosnoot, een bedorven ei enz.),<br />

rammelen (van iets dat zich ergens in<br />

bevindt). Vgl. goeplëk.<br />

GOEBOEG (Z.-B.), wachthuis \ngagoéboeg,<br />

grot voor matoa (zie bawa), meenemen,<br />

meesleepen. wegsleepen, in de wacht<br />

sleepen.<br />

GOEBRAG, vallen, neerstorten, zich<br />

werpen op; ook == goeroedag, ter wereld<br />

komen, geboren worden; barang goebrag<br />

orok teh, toen het kindje ter wereld kwam;<br />

goebrag nindih, zich werpen op; tigoebragi<br />

storten in (b. v. in een sloot of kuil);<br />

ngagoegoebrag, opkloppen (eig. opbombardeeren);<br />

digoegoébrag,<br />

GOEBRAG-GÈBROEG, = gëbrag-gëbroeg,<br />

zie gibroeg.<br />

GOEBRA8-GÉBRI8, zie gëbris.<br />

GOEBROEG, ngbr.; ngagoebroeg-goebroeg,<br />

iets schudden, aan iets schudden, rammelen<br />

(b. v. aan een deur); digotbroeg-<br />

oebroeg.<br />

GOEBROES (vgl. broes), ngbr.; tigoebroes,<br />

= 't meer gebr. Hgëbroes, vallen in, storten<br />

in; ngagoebroeskeun, iets of iemand eigens<br />

in storten of werpen (in een put, in het<br />

water, in het vuur); ngagoebroeskeun maneh,<br />

zich werpen in (een diepte enz.); digoebroeskeun.<br />

GOEDAG, ngbr.; ngagoedag, branden, in<br />

brand staan, in vlam staan; ook — ngagoelak,<br />

uitslaan (van vlammen), hevig<br />

branden.<br />

GOEDA-GADE, zie gade.<br />

GOEDAG GADOG, = gogodëg (zie godëg),<br />

al maar met het hoofd schudden (heen en<br />

weer).<br />

GOEDAG-GIDIG, zie gidig.<br />

GOEDANG, = koedang, pakhuis, magaztyn,<br />

schathuis, schatkamer; goedang doewit,<br />

geldpakhuis, schathuis; digoedangan, in<br />

een magazijn of schatkamer opgeborgen<br />

worden. (Vgl. gëdong.)<br />

GOEDAR GEDOR, zich links ec rechts<br />

tegen den wand slaan; goedar-gedor oge<br />

pangawak kaoela, al sla (stoot) ik mtyn<br />

lichaam links en rechts tegen den wand<br />

(=ons: ai stoot ik mijn hoofd te pletter).<br />

GOEDAWANG, openbarsten, opengebarsten;<br />

ook: eon gapende wonde hebben<br />

gapen (van een wond).<br />

GOEDÉG, ngbr.; figagoedëg-goedëg, iets<br />

aanhoudend heen en weer bewegen of<br />

schudden (b. v. een boompje in den grond);<br />

digoedëg-goedëg; ngagoedëgkeun, iets hoen<br />

en weer bewegen of schudden; digoedëgkeun.<br />

(Vgl. gedag.)<br />

GOEOEL (Jav.), buffelkalf. (Zie eneng.)<br />

GOEDIG (vgl. gedag), in de war raken<br />

(b. v. haar), verward; rara-goedig (Kad.),<br />

naam van een dodol-soort, gemaakt van<br />

kètan.<br />

GOEDINGDANG, buitengewoon groot (van<br />

viervoetige dieren). P.<br />

GOEDJIH, ong. — pipiloeëun, zich met<br />

eens anders zaken bemoeien.<br />

GOEDJROED, z. v. a. roesoeh en gehger,<br />

in beweging komen of zjjn (van een volksmenigte),<br />

in opschudding; ngagoedjroedkeun,<br />

de menschen schrik aanjagen, verschrikken,<br />

in opschudding brengen; digoedjroedkeun.<br />

(Vgl. goejoer.)<br />

GOEDOEBOE8, een persoon die by zjjn<br />

schuldoischer in dienst gaat tot afbetaling<br />

zijner schuld, pandeling.<br />

GOEDOEG, het hevig bia.nden;ngagoedoeg t<br />

hevig branden; ook: koken of zieden van<br />

toorn; ambëk ngagoedoeg, het koken of<br />

branden van den toorn in 't gemoed,<br />

kokende of ziedende toorn. (Vgl. gëdëg II.)<br />

GOEQAH, 1. p. van tanghi, zich oprichten,

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!