02.05.2013 Views

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

KARÈM, = kalëm, zinken, gezonken,<br />

overdr.: verzonken (nL in God).<br />

KARËMBËNG (Z.-B.), een cylindervormige<br />

leuït of rystschuur.<br />

KAREMBONQ k.,&#tófro&é!»l.,de8alendang<br />

ot draagdoek (ook pangaïs genoemd) waarin<br />

men een kind of ook wel iets anders<br />

draagt [de karembong is voorts een onmisbaar<br />

deel van het toilet der vrouw wanneer<br />

zy uitgaat; zy draagt dan den doek<br />

als sjaal los om den schouder en de middel<br />

geslagen, of ook wel, als de zon fel schijnt,<br />

over het hoofd].<br />

KARÈNAK-KARËNIK, omhaal, omslag, vertooning;<br />

ook: omsJag maken, b. v. voor<br />

een gast; reja karënak-karënik, veel omhaal<br />

(inz. by het binnenbrengen van de<br />

rijst van het veld).<br />

KARËNDOE, zie këndoe.<br />

KARENJENG, verkl. met keuheul en<br />

met gërégëteun, ongeduldig, niet langer<br />

kunnen wachten, geen geduld meer hebben,<br />

verlangen voorwaarts te gaan, wenschen<br />

spoedig tot zyn doel te komen<br />

(hajang geura tëpi), spoedig willen gaan<br />

eten (hajang geura kop), enz.<br />

KARËP, zie arëp.<br />

KARÈSËBAN, J. van bolon, de maandstonden<br />

hebben, de regels.<br />

KARË8IL, een knoop in den zakdoek.<br />

KARET, gom elastiek; ki karet, de gomelastiek-boom.<br />

KARETA (Port., carreto), wagen, rijtuig,<br />

wagon; ngaretadn, (een weg) met een wagen<br />

beraden; dikaretadn.<br />

KAREUEUT, verkl. met leuwih ti ami*,<br />

door en door zoet, honingzoet, doorzoet<br />

zyn, smelten in den mond.<br />

KAREUMBI, naam van een boom met<br />

slecht hout, dien men veelvuldig aantreft<br />

en die evenals de koeraj op reuma's zeer<br />

snel opgroeit.<br />

KARI, I.k., fcawfoen 1., biy ven, overblijven,<br />

achterbleven, overschieten, over zyn ; kartkari<br />

(een enkele maal zonder herh.),eig. er<br />

biyft slechts over, er biyft niets over dan,<br />

maar doorgaans overeenkomende met<br />

padahal en dus dienende om een tegenstelling<br />

aan te duiden: evenwel, nochtans,<br />

desalniettemin, echter, daarentegen, daar<br />

toch, enz.; ook = ahir-ahir, ten laatste,<br />

ten langen leste, eindeiyk ; karina, wat er<br />

(van) over is; sakarina, al wat er over<br />

is; ngari, = njesa, overschieten, overhouden;<br />

ngarikeun, over doen biy ven, doen<br />

overschieten, iets overlaten, achterlaten ;<br />

dikarikeun. (Vgl. tinggal en sesa.)<br />

II. Kerrie, de bekende saus die over de<br />

*yst gegeten wordt, door Europeanen in<br />

KAREM—KARO. 265<br />

den regel, door Inlanders by feesten;<br />

boengboe kari, de ingrediënten van de<br />

kerrie-saus.<br />

KARIB (Ar., qarib), naby, naburig; maha<br />

karib, (van God) zeer naby.<br />

KARIH, ngbr.; ngarih, ryst die niet gaar<br />

is (niet voldoende zacht) dooreenroeren<br />

onder bymenging van water (en zoodoende<br />

zacht maken); dikarih]pangarih, de houten<br />

schep of spaan die voor ngarih gebezigd<br />

wordt.<br />

KARIJA (Skr., kriya, werk), een feest (by<br />

het plechtig inhalen van iemand, by<br />

iemands verheffing tot vorst, by het<br />

vyien der tanden of de besnijdenis, enz.);<br />

karvaan, een feest geven of hebben, een<br />

feest vieren, inz. (en dan k., sëpiian l.)een<br />

besmjdenisfeest hebben, besnydenisfeest<br />

ngaryakeun, en ngarfjadnkeun, voor of ter<br />

wille van iemand (b. v. een kind dat<br />

besneden wordt) zulk een feest geven;<br />

ook: zich over iemand vrooiyk maken,<br />

zich over iemand vermaken; dikaryadnkeun<br />

koe djalma-djalma sanagara eta, de menschen<br />

van die geheele stad maakten zich<br />

over hem vrooiyk.<br />

KARIJEUM, poëtisch voor patingkturitjeup<br />

(zie kitjeup). P.<br />

KARI-KARI, zie kari I.<br />

KARIKIL, kleine keisteentjes (kleiner dan<br />

koral), grof grind.<br />

KARIM (Ar.), vrygevig, mild.<br />

KARINAH, oplichtery, de toeleg om op<br />

listige manier af te zetten, op te lichten,<br />

by den neus te nemen, enz., afzettery,<br />

bedriegery; ngandoeng karinah, van bedriegery<br />

zwanger gaan, een slinksche streek<br />

willen uithalen; ngarinah, ong. = ngali-<br />

Ijikan, bedriegen, oplichten, afzetten,<br />

iemand op listige wyze beetnemen, door<br />

bedrog ontvreemden; dikarinah.<br />

KARIND1NG, een soort dwarsfluitje, herdersfluit<br />

of schalmei, gemaakt van een<br />

tak van den kawoeng;-kawoengkarinding,<br />

een goede kawoeng- soort.<br />

KARINGËT, voll. tji-karingët, 1. van kesang,<br />

zweet.<br />

KARISOET, z. v. a. karëdjoet, vouwen of<br />

plooien welke men niet kan verwyderen,<br />

rimpels.<br />

KARISTAL, het Holl. kristal; idem.<br />

KARNA, hetzelfde als karana.<br />

KARO, I. (Jav.), tweede; ook = djeungi<br />

met, en; by de Bad.: naam van de tweede<br />

maand; mangsa (of waktoe) karo, het<br />

tweede jaargetyde van het jaar; ngaroni,<br />

= ngiras, (van één persoon) twee functies<br />

waarnemen (b. v. te gelijk radja en<br />

patih zyn).

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!