02.05.2013 Views

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

kana pitjilakaeun, onverhoeds in een ongeval<br />

geraken ; - 2. z. v. a. geusieu bisa malës<br />

deuij overwonnen, nergens heen kunnen,<br />

vastgezet.<br />

PÉLÉSIR, het Holl. pleizier; voor zyn<br />

pleizier of genoegen uitgaan, wandelen,<br />

kuieren of toeren.<br />

PELESTER, het Holl. pleister; idem; welester<br />

% pleisteren, een pleister leggen op;<br />

dipelester.<br />

PELET, I. gevlamd, gevlekt (b. v. hout<br />

of steen) ; batoe pelet, gevlamd marmer.<br />

II. Betooverings- of bezweringsmiddel<br />

(inz. gezegd van de doejoevg, zie ald.);<br />

moestika pelet, de beste-, de uitnemendste<br />

pelet; melet, iemand door middel van een<br />

doejoeng, djampe of andere wtfze van betoovering<br />

of bezwering er toe brengen dat<br />

hy den wil doet van hem of haar die het<br />

middel aanwendt (b. v. in liefde voor hem<br />

of haar ontsteekt, enz.); dipéUt\kapélet,~<br />

kapintjoet, betooverd, medegesleept, geheel<br />

aan iemand als vastgeketend zyn. (Zie<br />

ook kapoereut by poereut.)<br />

PËLÉTÉNG, ngbr.; mëlêtëng, werkw. tusschenw.<br />

voor: haastig loopen; mëlêtëng bae<br />

loempat, hij liep snel heen.<br />

PËLËTËR, ngbr.; mëlëtêr, iemand flink aan<br />

*t werk zetten of houden (dihantëm digawekeun);<br />

dipëlëtër.<br />

PËLËTIK, 1. het wegspatten van bradend<br />

vet of bradende olie; 2. het aanbrengen<br />

(van iets); mëlëtik, 1. wegspatten van bradend<br />

vet, enz.; 2. aanbrengen, verklikken;<br />

kapëlëtiky aangebracht, verklikt; kapèlëtikan,<br />

met heet vet of heete olie bespat raken;<br />

oelah deukeut teuing ka wadja, minjak keur<br />

ngagolak, bisi kapëlëtikan, kom niet te dicht<br />

by den haard, de olie kookt, ge mocht eens<br />

bespat raken (P.)<br />

PËLËTOEJ, maar meestal mèlëtoej, te verg.<br />

met mëUdoeg (zie pëlèdoeg), en ngëproel (zie<br />

këproel), als stof neervallen, stuiven, motregenen.<br />

PELING, zie eling.<br />

PËLIT, te vergel. met tipoe,dajaenlitjik,<br />

listig, leep, sluw, slim, op eigen voordeel<br />

bedacht, uitgerekend, door list zich willen<br />

verreken, alleen aanzichzelven denken of<br />

voor zichzelven zorgen, slim-, geslepen<br />

zyn in het vinden van middelen om zich<br />

te veiryken; ook: gierig, inhalig, vrekkig;<br />

dipëlitan, met list of sluwheid bejegend<br />

worden.<br />

PËLOEH,(van den man) impotent (door<br />

zwakheid van het lid). Vgl. boregah.<br />

PËLOEK, = ngarangkoel. omarmen, omvatten;<br />

ailih-pëloek, elkander omarmen;<br />

tnëloekkeun, neigen, buigen; méloekkeun<br />

PELESIR-PENDEM 459<br />

sirahna, zonhoofd vooroverbuigen, neigen.<br />

PELOG, een groote gamelan.<br />

PËLOK, I. de pit of het zaad van de<br />

manggah; pëpëlok (Z.-B.), naam van een<br />

zeevisch.<br />

II. Een soort van grof garen (P.). Zie ook<br />

balon II.<br />

PELOK, ngbr.; melok, omliggen (van de<br />

snede van een wapen); overdr.: niet kunnen,<br />

niet durven (van iemand die eerst een<br />

groot woord voerde); dipelokkeun, doen<br />

omliggen.<br />

PËLONG, g. w.; mëlong, = mëlëng, met<br />

onafgewenden blik naar iets staren, iemand<br />

aankyken, aanstaren, uitkyken, nastaren;<br />

mêlong ka loewar, naar buiten staren (b. v.<br />

iemand wachtende); dipëlong, aan- of nagestaard<br />

worden; silih-pëlong, elkander<br />

aanstaren (b. v. een verliefd paar).<br />

PËLONGO, = 't meer gebr. polongo.<br />

PELOR (Port., pelouro), kogel; dipeloran<br />

met een kogel geladen worden.<br />

PENAH, het Holl. pen (vgl over den uitg.<br />

pipah), schryfpen, inz. stalen pen. (Vgl<br />

haroepat en kalam.)<br />

PENAL, met een „zwarte kool" geteekend<br />

staan, geen vertrouwen genieten, in discrediet<br />

zyn.<br />

PENDAH (Kw.), geiyk, als.<br />

PËNDAK, 1. van panggih f zie &\d.;mëndak t<br />

1. van manggih, vinden (zie verder de overeenkomstige<br />

vormen by panggih); pamëndak,<br />

1. vondst, vinding, uitvinding, bevind<br />

van zaken, bevinding; ook: ervaring,<br />

wedervaren; 2. een ringetje om het benedeneinde<br />

van het handvat eener kris,<br />

onder de wëwër.<br />

PËNDAT, ngbr.; mëndat, (bereid garen) in<br />

de schaduw drogen (P.); dipëndat; mëndatan,<br />

horh. gezegde handeling verrichten;<br />

dipëndatan.<br />

PËNDEK, = pendek, kort van gestalte,<br />

klein van persoon, kort; katjang pëndék,<br />

naam van een korte (laag by den grond<br />

groeiende) kleine peulsoort.<br />

PENDEK, 1. ~ pëndek, kort van gestalte,<br />

klein van persoon (vgl. pcmdak)\ 2. 1. van<br />

pondok II., kort (niet lang); pendekna, in<br />

't kort, om kort te gaan, kort gezegd.<br />

PËNDËLIK, dial. voor poendölik, zie ald.<br />

PËNOËM, g. w.; mëndëm, — ngaroewang,<br />

(iets of iemand) in den grond begraven;<br />

dipëndëm; méndëman, iets of iemand begraven<br />

in den grond; dipëndèman; pëpëndëman,<br />

wat met graven in den grond kan<br />

gevonden worden, een schat in den grond;<br />

verder in 't algem.: wat men voor den<br />

kwaden dag weggezet of weggelegd heeft,<br />

„een spaarpot" in overdr. zin.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!