02.05.2013 Views

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

666 TJEK—TJBKTJREK.<br />

soer l.i een zeggen, woord, gezegde; tjëkna,<br />

h^ (zty) zegt of zeide, zeggende*<br />

TJEK, I. = tjëk, een zeggen, woord, gezegde;<br />

tjekna (ook tjena), hg (zy) zegt of<br />

zeide, zeggende. (Vgl. tjarefc.)<br />

n. Werkw. tusschenw. voor: houwen,<br />

bakken, z. v. a. plan; eatjekna, een houw<br />

in 't wilde (hoe die dan ook uitvalle);<br />

nüas saplasna, ngadek eatjékna, er maar<br />

in 't wilde op loshakken, sprkw. voor<br />

zonder omzichtigheid of verschooning<br />

iemands gebreken hekelen ; te oprecht ztyn;<br />

tjek-tfekan, houw op houw geven; ook<br />

g. w.: geef maar houw op houw!<br />

TJÊKAH, het uitstaan der vingers van<br />

een volle hand; njëkah, uit elkander z$jn<br />

(van de hand, een waaier, enz.).<br />

TJËKAP, 1. van tjoekoep, zie ald.<br />

TJEKAP, z. v. a. kop, werkw. tusschenw.<br />

voor: eten; tjekap bae dihakanan, daarop<br />

wordt (werd) het opgegeten ;njekap,b%ten,<br />

btyten in (inz. van een hond); ditjekap;<br />

tjetjekap (Z.-B.), k. p. van soengoet, smoel,<br />

bek. (Vgl. tjapék.)<br />

TJEKA8, helder, zuiver (van de lucht);<br />

klaar, helderziend, levendig (van iemands<br />

oogen of blik).<br />

TJËKEK (vgl. tëkoek), g. w.; njëkek, iemand,<br />

in den strot grepen, de keel toeknepen,<br />

worgen, smoren; verder: knellen (om den<br />

hals, om de armen, om het lichaam;<br />

sterker dan sërëg); in Z.-B. ook: visch<br />

conserveeren (kaken) door den kop en de<br />

ingewanden te verwijderen, de holte te<br />

vullen met asch, den hals toe te binden<br />

en daarna den visch boven de rook te<br />

hangen of in de zon te drogen; ditjëkek;<br />

katjëkek, toegeknepen worden of z#n (van<br />

den strot), gesmoord, geworgd; tjëkekan,<br />

voll. laoek tjëkekan (Z.-B.), als boven geprepareerde<br />

visch.<br />

TJËKÉKÉK, klanknab. van lachen.<br />

TJÉKÈL k., ijangking en tjëpëng 1,, g.w.;<br />

njëkël, de hand aan iemand of iets slaan,<br />

grtypen, aangrepen, vatten, met de hand<br />

vasthouden, In de hand houden, beheeren,<br />

besturen, regeeren; njëkël hoekoem, de wet<br />

(het recht) houden, d. i. handhaven of te<br />

handhaven hebben; ditjikël; katjëkël, gezegd<br />

van hetgeen iemand in de hand<br />

heeft of houdt, enz.; patjëkël, elkander<br />

vasthouden, b. v. patjëkël djaridji, elkander<br />

bfl den middelvinger vasthouden ; njëkëlan,<br />

iets of iemand grepen of vasthouden;<br />

papaiah ama tjëkëlan saoemoer-oemoer, hou d<br />

vaders vermaningen vast uw geheele<br />

leven (d.i. onderhoud ze); ditfëkëlan; njëkëlkeun,<br />

iemand iets in de hand geven, met de<br />

hand doen vastgrepen, laten vasthouden;<br />

ditjëkèlkeun; - tjëtjëkëlan k., tjangkinganl.,<br />

wat men onder z#n beheer of bestuur<br />

heeft, dat waarover men gesteld is, bediening,<br />

betrekking, ambt. (Vgl. tangkëp,)<br />

TJÉKENQ (in de volkstaal, samentr. van<br />

tjëk a%ng), ik zeg, ik zeide. P.<br />

TJEKER (vgl. tjokor), hoef, inz. gespleten<br />

hoef, klauw, het onderste gedeelte van<br />

den poot van een dier [de geheele poot<br />

heet eoekoe] ; dahar tjeker hajam, 't onderste<br />

gedeelte van den poot van een hoen eten<br />

[wat men pamali noemt: matak goreng<br />

toelisan); tjeker hidji gemoalajanoetinggal,<br />

er zal geen klauw achterbleven, d. w. z.<br />

er zal niets achterbleven; djegdjeg-tjeker,<br />

lett. onophoudeiyk de klauwen (pooten)<br />

heen en weer doen gaan, z. v. a. oedjag-<br />

adjig, al maar heen en weer loopen (zie<br />

ook warang II. en vgl. tjakar en talapok) ;<br />

tjekeran, een hoef enz, hebben.<br />

TJÉKET (vgl. tjëkit), een krakend geluid;<br />

njëket, een krakend geluid maken (inz.<br />

van nieuw leder, een nieuw weefsel, en<br />

derg.); ook: met haak en oog sluiten;<br />

tjoemëket, 1. aanh. kraken; 2. „koek en ei"<br />

met elkander ztyn; tjëtjiëketan, aanh. of<br />

gedurig kraken.<br />

TJËKIP, modern 1. van tjoékoep, zie ald.<br />

TJËKIT, piepen (z. a. een ongesmeerd<br />

wiel); njëkit, een piepend geluid geven.<br />

TJEKLAK, te paard sttygen.<br />

TJËKLOEK, het klokken van den hik;<br />

njëkloek, (van den hik) klokken. (VgL sidoe.)<br />

TJEKOL, alleen in tjetjekolan, de holte<br />

achter de knie, knieholte.<br />

TJËKONG, hol, een holte; ook: niet geluk<br />

zjfln met den rand, iets uit missen; tjëtjëkong,<br />

holte.<br />

TJËKOT, hetzelfde als tjëket, maar van<br />

een helderder klank.<br />

TJEKTJEK (vgl. tjeklI.) t ng\>T.;njektjekan,<br />

aanh. op iets hakken of houwen; ditjek-<br />

tjekan.<br />

TJEKTJLEK, = tjaktjlak, druipen, afdruppelen,<br />

opdruppelen, indruppelen; njektjle*<br />

kan, in druppels nedervallen, neer- of<br />

opdruppelen; katjektjlekan, bedruppeld<br />

raken, onder den drup zyn.<br />

TJEKTJOK (vgl. tjek), aanh. praten,<br />

babbelen, gepraat; tjarektjok, idem, van<br />

meerdere personen; noe ijektjok of toekang<br />

tjektjok, babbelaar, babbelaarster; patjéktjokan,<br />

met elkander een woordenwisseling<br />

hebben, driftig met elkander spreken,<br />

met elkander woorden hebben.<br />

TJEKTJREK, ngbr.; njektjrekan, voll. njektjrekan<br />

bivoir, met tong of lippen een klapperend<br />

geluid maken (z. a. van verbazing);<br />

ijektjrekaneun, iets om zoo over te doen.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!