02.05.2013 Views

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

644<br />

TIDARË8A (Kw., tidarsa), alleen in katidarësa,<br />

z. v. a. katoeding, onder verdenking<br />

komen.<br />

TIGAJOER, == 't meer gebr. tagiwoer, z. ald«<br />

TIGA8 (vgl. tüas), afgesneden, afgehakt;<br />

overdr.: afgeloopen, ten einde, beslist;<br />

TIDARESA—TIKAH.<br />

tigas pangërsa ? heeft u niets anders te gelasten?<br />

tigas lahiran ? heeft u uitgesproken ?<br />

nigas, afsneden, afhakken, neervellen ; nigas<br />

beuheung, iemand het hoofd afslaan, onthoofden;<br />

nigas moesoeh, den vjjand (de vijanden)<br />

neervellen; ditigas, nedergeveld worden,<br />

enz.<br />

TIGIN, ong. = tëtëp en tangtoe, in iets vast<br />

zfln, van iets geheel verzekerd z$n, standvastig,<br />

onverzettelijk, getrouw; ditiginkeun,<br />

= ditangtoekeun, worden vastgesteld, bepaald<br />

worden.<br />

TIHANG, stfll, post, mast, paal, staak;<br />

ook: de hals van de tarawangsa', tihang<br />

bandera, vlaggestok; tihang lajar, mast;<br />

tihang agama, steunpilaar van den godsdienst;<br />

hoewi tihang, naam van een aardvrucht;<br />

djalma hedjo tihang, man van<br />

groene stolen, sprkw., gezegd van iemand<br />

die gedurig zfln huishouden opbreekt en<br />

verhuist, gedurig van vrouw verandert,<br />

enz.; onbestendig, veranderlijk; ngadekan<br />

tihang. hakken op een sttfl of mast [wat<br />

men pamali noemt : matak diioeding djinah].<br />

TIHOEL, = bontot, een stuk hout, houtsblok,<br />

in de asch begraven om vuur te<br />

houden.<br />

TIMOTHAT, zich bovenmate moeten inspannen<br />

om iets (b. v. levensonderhoud)<br />

te bekomen ; zwoegen ; doodmoede (z. a. van<br />

inspanning).<br />

Tflh, g. w.; niïr, doorheen steken, doorboren,<br />

doorsteken; ditiïr; katiïr, doorstoken<br />

(zonder opzet); nilran, rijgen (b. v.<br />

kralen aan een snoer, djamboe'B aan een<br />

rist, enz); diMran; ndrkeun, iets ergens<br />

in- of doorsteken, opsteken (z. a. op een<br />

staak); dittiHrkeun; pahiïr, priem. (Vgl.<br />

tiroek.)<br />

TÉf8 (vgl. tiria), koel, koud, frisch van<br />

smaak; ook: flauw van smaak (b.v.visch<br />

zonder zout), zouteloos, laf; verder: kalm,<br />

rustig van gemoed; OU pikir k., Hls ma><br />

nah L, kalm, rustig van gemoed; ook:<br />

kalmte; pikirna ttte, htj is kalm gestemd;<br />

tüs ijeuli herang mata, frisch van oor en<br />

helder van oog, overdr. voor: kalm gestemd;<br />

djalma «&, djalma noe tiïs, of<br />

djalma fftt-f&t, een tevreden mensch; ook:<br />

een onschuldige; - tüseun, stil, eenzaam,<br />

ontvolkt, verlaten, doodsch, uitgestorven<br />

(b. v. een stad); ook: ongezellig (het tegenoverg.<br />

van haneuteun); nifs, zich in de bui-<br />

tenlucht verkoelen; nilsan, afkoelen, koel<br />

maken; ditüsan; nikkeun, 1. doen koel of<br />

koud worden, afkoelen, verkoelen; ook:<br />

bekoelen; 2. iemand verkwikken; ditiïskeun<br />

; panilsan, een plek of plaats (b. v. een<br />

koepel) waar men gewoon is zich te verkoelen.<br />

TIJAP, ong. = saoekoer en sakadar, even<br />

(b. v. genoeg), enkel (b. v. een eindje gaan),<br />

slechts even (b. v. zien); t$ap diljjeuk koe<br />

mata maneh, gy zult hem (het) slechts even<br />

met uwe oogen zien; t^aptfjap, 1.= oenggaloenggal,<br />

elk, ieder, een iegelijk; tfiap-tifap<br />

noe, elk die, een ieder die; tyap-tjjap djalma,<br />

ieder mensch, elk, al wie; tijap-tjjap poê<br />

koedoe baranggawe, eiken dag moet ge arbeiden;<br />

- 2. z.v.a. oepama, telkens als, zoo<br />

wanneer, bijaldien, zoo vaak als; i#ap-t$ap<br />

aja kaom roeksak, geuwat koe maneh toehengan,<br />

telkens als een familielid gewond<br />

raakt, moet ge hem spoedig helpen; ttfaptyap<br />

aja djalma, zoo wanneer er iemand is;<br />

satyap-tyap, hetzelfde.<br />

TIJA8A (Skr., itiyacah) 8.,diaak.,#asal.,<br />

kunnen, vermogen.<br />

TIJEUR, verkl. met noetoerkeunpandeuri,<br />

naloopen.<br />

TMOENG, wat dient tot overdekking van<br />

het hoofd (b. v. bjj regen, z. a. een doek,<br />

een blad, enz.); ook: kap (van een wagen);<br />

dityoeng, zich het hoofd dekken; dittfoeng<br />

Snggeus hoedjan, sprkw.,= ons: den put<br />

derapen als het kalf verdronken is, of:<br />

mosterd na den maaltijd; nfyengan, iemand<br />

met iets het hoofd overdekken, iemand<br />

sluieren, omsluieren; ditjjoengan; n#oengkeun,<br />

een doek of derg. ergens overheen<br />

of over iemands hoofd heen doen; ditijoengkeun<br />

kana mastaka, (het kleed) werd<br />

hem over het hoofd gedaan; panffoengan,<br />

dat wat iemand van boven dekt, troonhemel,<br />

baldakijn.<br />

TlJOEP, het blazen; ook g. w.; n#oep,<br />

blazen (hetzjj met den mond, op een muziekinstrument<br />

of van den wind), blazen in<br />

of op; ditijoep, geblazen worden in (b.v.<br />

een trompet) of op (b. v. op iemands voorhoofd);<br />

njjoepan, aanh. of herh. blazen, aanblazen;<br />

ditijoepan; nffoepkeun, iets blazen,<br />

naar toe blazen, uitblazen, inblazen; dityoépkeun;<br />

panjjoep t 1. het blazen, geblaas<br />

(z. a. van den wind), inblazing (z. a. van den<br />

duivel); 2. voorwerp tot blazen gebezigd.<br />

TIJOCWAN, naam van een grootebty,die<br />

honing voortbrengt. (Vgl. tewceul, enz.)<br />

TIKAH (verkeerdelijk aangenomen stam<br />

van het Ar. Dikah), g. w. ; nikah, L van<br />

kawin, iemand tot vrouw nemen, huwen<br />

gehuwd ; akad nikah, sluiting van hethuwe-

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!