02.05.2013 Views

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

664 TJATOER—TJAWIS.<br />

worm); hoé tjatjing, naam van een dunne<br />

rotansoort; sija paeh mah dilébok tjatjing<br />

(een verwensching), als ge dood zflt moogt<br />

ge dan door de wormen worden opgegeten;<br />

tjatjingeun, wormen hebben, aan de worm*<br />

ziekte lijden; dikali-tjatjingtoun, als naar<br />

wormen graven, z. v. a. ons: „spijkers<br />

op laag water zoeken".<br />

TJATOER, = omong, een woord, een zeggen,<br />

dat wat men zegt; ook: redeneering,<br />

redevoering; tjatoerna, hg (zfl) zegt of zeide,<br />

zeggende; goenëm-tjatoer, samenspreken,<br />

keuvelen, raadplegen; ook: tweespraak;<br />

njatoer, spreken, over iets spreken, zeggen<br />

ditjato&r, gezegd worden ; katjatoer, gezegd-,<br />

besproken zfln; ook: er wordt gezegd, men<br />

zegt; tjatjatoer, aanh. praten, babbelen,<br />

kletsen; bogoh tjatjatoer, van kletsen houden;<br />

mitjatoer^ iets spreken, bespreken;<br />

dipitjatoer; kapitjatoer, gesproken-, besproken<br />

worden of z$jn ; njatoerkeun, iets zeggen,<br />

uitspreken, bespreken, mededeelen ; ditjatoerkeun;<br />

katjatoerkeun, er wordt (is) gezegd<br />

of verhaald, men verhaalt of heeft verhaald<br />

(Vgl. oetjap, enz.)<br />

II. Het schaakspel ;papan tjatoer f schaakbord;<br />

mam tjatoer, of ook eenv. tjatoer,<br />

schaken.<br />

TJATOERANGQA (Skr., caturangga), kenteeken<br />

of kenteekenen van deugdelijkheid<br />

ofslechtheid, inz. bjj paarden, maar ook wel<br />

in ruimer zin, de mensch niet uitgesloten.<br />

TJATOET, haartangetje, dienende om<br />

de haartjes van den baard uit te trekken<br />

(vgl. ambar III.); njatoetan, met een ijatoet<br />

de baardharen uittrekken; ditjatoetan.<br />

TJATOK, 1. het kloppen van twee houten<br />

op elkander; ook: met iets tegen een boom<br />

kloppen (b. v. om er de kalongs uit te<br />

jagen); verder: vingerhuls, om de snaren<br />

(inz. van een katjapi) te tokkelen \njatokan<br />

(Rad.) inlasschen, ineenvoegen; ditjatokan.<br />

II. K. p., het kauwen; tcelang tjatok,<br />

onderkaak; njatok, kauwen. (Vgl. tjapeken<br />

beuweung.)<br />

III. Een haak (s. a. aan den gordel, aan<br />

de binnenzijde van de eigenlijke sluiting);<br />

tjatjatok, idem ; njatok, vasthaken; ditjatok.<br />

TJATROK, in 't al g. = tidagor (zie dagor),<br />

zich stooten ; in b$jz. : den onderkant van de<br />

kin stooten. P.<br />

TJAWAD, g. w.; njawad, aanmerking<br />

ergens op maken, afkeuren, berispen, laken,<br />

vitten; ditfawad, berispt worden; katjawad,<br />

1. berispt-, afgekeurd worden of zrjn; - 2.<br />

berispeHJkheid, gebrek; - tjawadan, op alles<br />

wat te zeggen hebben, vitterig; ook: vitzucht;<br />

tjawadeun, of pitjawadeun, wat te<br />

berispen is of zal zfln, oorzaak van af-<br />

keuring, berispeiyk; njawadan, op iets<br />

aanmerking maken, iets berispen, afkeuren;<br />

ditjaicadan; panjawad, het afkeuren,,<br />

afkeuring. (Vgl. tjegek.)<br />

TJAWANG, I. (Z.-B.), de IJzeren haak,<br />

bevestigd aan den bamboestok (galah)<br />

waarmede men een vaartuig voortduwt.<br />

IL (Z.-B.), die ztyde van het muntstuk<br />

waarop de Arabische en Javaansche letters<br />

gestempeld staan. (Vgl. gëdong.)<br />

III. Kantteekening, noot (in een geschrift);<br />

ook g. w.; njawang, een kantteekening<br />

of noot maken; ditjawang.<br />

TJAWAT-TJIWIT, zie tjimt.<br />

TJAWEL, g. w.; njawel, met kracht den<br />

arm om iemand heenslaan; of van een<br />

dier: zijn poot slaan om of aan de prooi;<br />

verder: de hand ergens inslaan (om er<br />

iets uit te nemen), een slag geven met<br />

den poot; ditjawel.<br />

TJAWENE k., landjang 1., jongedochter;<br />

ook = parawan, maagd; verder (maar<br />

alleen het k.-woord): in ongerepten staat<br />

verkeeren; tjoemawene, (van een kawoeng)<br />

als een tjawene zjjn, nog in ongerepten<br />

toestand verkeeren, d. i. nog ongetapt<br />

zrjn; tjatjawenean (bij de Bad), idem (P.);<br />

njawenean, k. p. van nëmahan, een maagd<br />

beslapen; ditjawenean.<br />

TJAWËNGAH, 1. van tjawokah, zie ald.;<br />

ook: jolig, baldadig.<br />

TJAWÉNING, poëtisch voor sindjang, 1.<br />

van samping, de Inl. rok of sarong.<br />

TJAWERAN, dun (van eenkooksel), slap<br />

(van thee enz.) en ten gevolge daarvan<br />

smaakloos; overdr. (van een opstel of<br />

voordracht): dun, onbeteekenend.<br />

TJAWÉT, = tjangtjoet, doek door mannen<br />

om de lenden geslagen, tusschen de beenen<br />

doorgehaald en van achteren tot bevestiging<br />

ingestoken [in plaats van sarong<br />

of broek], schaamgordel; njawët, (van den<br />

staart) door het dier tusschen de pooten<br />

gehouden worden; biwir njawët, zich op<br />

de lippen bjjten; ditjawët, een tjawët aandoen<br />

of aanhebben; njawëtan, iemand een<br />

tjawët aandoen; ditjawëtan; njawëtkeun,<br />

een doek, of wel de samping, tot tjawët<br />

bezigen; ditjawëtkeun.<br />

TJAWIRI, franje (b. v. om een zonnescherm);<br />

pajoeng ijmwiri, een zonnescherm<br />

met franjes. P.<br />

TJAWIS, L bereid, gereed, toebereid zrjn,<br />

klaar staan; tjoemawis, idem; #afjawris, gereedmaken,<br />

in orde brengen, toebereidsels<br />

maken; njawisan, bereiden of toebereiden<br />

voor, geschikt maken voor, maatregelen<br />

nemen of regelingen maken voor; beunang<br />

njawisan, (voor iemand) gereedgemaakt;

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!