02.05.2013 Views

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

Soendaneesch-Hollandsch woordenboek - upload.wikimedia....

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

422 OEWAK-AWIK—OLAB.<br />

OEWAK-AWIK, ngbr.; ngoewak-ngawik,<br />

(woedend) om zich heen slaan; dioewakawik,<br />

gezegd van het voorwerp waarmede<br />

men alzoo om zich heen slaat.<br />

OEWAK-IWËK, slingerende loopen (inz.<br />

van een weg of een rivier), met vele bochten,<br />

bochtig, kronkelend.<br />

OEWALAN, lontarpalmvrucht. P.<br />

OEWANG, I. = wang, geld (in het algemeen,<br />

vgl. doewit), inz.: groot geld, kapitaal;<br />

djoeroe oewang, geldbeheerder, penningmeester,<br />

schatmeester, rentmeester;<br />

pëti oewang, geldkist; mata oewang, = gëbleg,<br />

geldstuk.<br />

II. Oud stukje kopergeld van 8 duiten;<br />

saoewang, ééns deze waarde, enz.<br />

Hl. Meestal oewang-oewang, kaak, kakebeen,<br />

kinnebak; tolt oewang, een riempje<br />

dat een deel van het hoofdstel uitmaakt<br />

en om de onderkaak van het paard bevestigd<br />

wordt. (Vgl. tjatjapek by tjapek, en<br />

goegoeei.)<br />

IV. Ngbr. ; dioewang-oewangkeun (Z.-B.), =<br />

dioelasoelaskeqn, zie oelas. P.<br />

OEWANG AWING, ngbr.; dioewang-awing,<br />

(van iets dat hangt) heen en weer geslingerd<br />

worden. (Vgl. gawing.)<br />

OEWANG-EJONG, zie ejong L<br />

OEWAR, ngbr.; oewar-oewar en ngoewarngoewar,<br />

allerwegen verkondigen, rondvertellen;<br />

ngoewaran, aan iemand verkondigen<br />

of bekendmaken; dioewaran; ngoewarkeun,<br />

verkondigen, prediken; dioewarkeun; kaoewarkeun,<br />

overal verkondigd; ngoewarngoewarkeun,<br />

of ngoewar-ngaerkeun, overal<br />

verkondigen, alom bekendmaken; dioewaroetoarkeun<br />

of dioewar -aerkeun; pangoewaran,<br />

verkondiging, prediking.<br />

OEWAR AER, zie oewar.<br />

OEWAR AWIR, heen en weer bewegen<br />

door den wind. P.<br />

OEWAT-AWOET, zie awoet.<br />

OEWAW (Z.-B.), naam van een dui-<br />

«endpoot, grooter dan katelong en dan<br />

titinggi.<br />

OEWINQ, = koering, ik, mjjn. [Basa<br />

boedak, een kinderwoord, maar aan den<br />

dwazen kant.]<br />

OEWIR, ngbr.; saoewir, een stukje papier;<br />

$axmoar.$aoe%oir, nu een stukje dan een<br />

stukje papier (b. v. aan iemand geven).<br />

MAN, zie bt) ala; ngogan, = ngondang,<br />

ter maalttyd of op een feest noodigen,<br />

iemand uitnoodigen om ergens by tegenwoordig<br />

te ztfn; diogan; oganan, = ondangan,<br />

genoodigde.<br />

OGE, of ook wel ge k., oegi 1., ook, wel,<br />

zelfs; aja oge, er is wel (maar weinig),<br />

er zyn wel (maar weinigen), nogal; hade<br />

oge, wel goed (maar niet uitstekend), nogal<br />

goed, vrjj goed, tamelijk.<br />

OQEH, dial. voor oge, zie ald.<br />

OQEL, vertooner of vertooners van<br />

kluchten [waarbij de angkloeng, de dogdog<br />

en ook wel een goöng awi worden bespeeld<br />

en dezelfde deuntjes als die der ronggeng'B<br />

worden gezongen], kluchtspeler of -spelers;<br />

ngogel, als ogel een voorstelling geven.<br />

OGEN (Kad.), = oge, zie ald.<br />

OGO, ngbr.; ngogo, troetelen, toegeven,<br />

vleien, (een kind) bederven; diogo, getroeteld-,<br />

toegegeven worden (van een<br />

kind); ogo-ogo, aanh. of bestendig troetelen<br />

of toegeven; ogoan, gewoon gestreeld of<br />

getroeteld te worden, gewoon gevleid te<br />

worden, besproken wenschen te worden,<br />

bedorven, verwend, ydel, prat, ingebeeld;<br />

pangogo, vleierjj, enz.<br />

OGONQ, naam van een rivierslak, grooter<br />

dan de toetoet, ong. = de kejong.<br />

OGOR, verkwistend, inz. veel geld uitgeven<br />

voor het spel en aan slechte vrouwen.<br />

(Vgl. pogor.)<br />

OH, tusschenw., meestal dienende om<br />

een lichte afkeuring uit te drukken. (Vgl.<br />

ah, ih en ëh.)<br />

OHEK, de keel schrapen, een rochel op*<br />

halen; oehak-ohek, herh. of aanh. zoo de<br />

keel schrapen; ook z. v. a. eëbël, misseltyk<br />

zjjn, neiging hebben tot braken, koren.<br />

OJAG, beven, schudden, wankelen; ook:<br />

schudding, stoot; overdr.: verschrikken,<br />

in opschudding komen oi zijn, veranderen<br />

of veranderd ztyn van stemming, ontevreden<br />

zjjn; kaojag, geschud worden of<br />

ztfn (b. v. door den wind); diojag-ojag, in<br />

schudding of opschudding gebracht worden<br />

of zjjn; ngojagkeun, iets schudden<br />

(door het naar voren en achteren te bewegen),<br />

tegen iets stooten; diojagkeun.<br />

(VgL mojeg.)<br />

OJAK OJAKAN, voil. soerak ojak>ojakan<<br />

juichen, jubelen. [Niet algemeen, zie ajeuh.]<br />

OJOS, g. w.; ngojos, om een plant heen<br />

den grond van onkruid zuiveren (zóó dat<br />

men steeds naar de plant toe wérkt),<br />

wieden (op gezegde manier); diojos.<br />

OJOT (Tasikm. en Galoenggoeng), =<br />

towa, zie ald.<br />

OKO (Z.-B.), korte vorm van bongko,<br />

zie ald. P.<br />

OKTOBER, het Holl. October; idem,voll.<br />

boelan Oktober, de maand October.<br />

OLA, voll. soeoek oto, naam van een<br />

50606*-soort [naar men zegt door K. F.<br />

Holle ingevoerd en naar hem genoemd].<br />

OLAB, (yan kleine kinderen) overvloedige<br />

melk weer opgeven, spuwen, zuur

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!