Untitled - Acehbooks.org

— 123 —
De Soesoehoenan beloofde de bestaande verdragen te zullen
handhaven en de noodige troepen bijeen te brengen ter
ondersteuning van het Compagnie's leger, dat hem naar Mataram
zou geleiden. Daar de Regeering gebrek aan troepen
had, werd in den loop van het jaar 1704 weinig uitgericht;
alleen de kuststreek tusschen Tegal en Soerabaja werd zonder
tegenstand onderworpen. Eerst in Juli 1705 werd aan
den Raad van Indië, Herman De Wilde, het bevel gegeven
over eene troepenmacht ter sterkte van 1833 Europeesche
en 2016 geregelde Inlandsche troepen met de noodige artillerie,
welke macht ondersteund zou worden door een Javaansch
hulpleger van 20,000 man en de noodige koelies,
door Pakoe Boewana te leveren. Aan De Wilde werd in
eene uitvoerige instructie opgedragen, Pakoe Boewana op den
troon van Mataram te plaatsen, met dien vorst de vroegere
verdragen te hernieuwen en aan te dringen op de verwijdering
van alle vreemdelingen uit Mataram.
Te laat toonde Adipati Anom zich nu bereid om alle contracten
te erkennen; De Wilde betwistte hem zijn recht op
den troon, verweet hem zijn aandeel in den moord op Tak
en zijne verstandhouding met Soerapati. Ofschoon men op
ernstigen tegenstand bedacht was, daar volgens berichten
Adipati Anom een leger van 40,000 man in het veld had.
bleek die tegenstand weinig te beduiden te hebben.
Den 16 den Augustus rukte de voorhoede, ter sterkte van
zes Europeesche en zes Inlandsche compagnieën, onder bevel
van den majoor der artillerie Wels en den kapitein Knol op
tegen Oengaran, dat verdedigd moest worden door Soena
Adiningrat, veldheer van Adipati Anom. Deze bevelhebber
werd zijn meester ontrouw en ging tot Pakoe Boewana over.
De hoofdmacht stelde zich den 23 sttn Augustus in beweging
en had met zeer vele moeilijkheden te kampen door den
slechten toestand van het terrein en het gebrek aan koelies;
hel Javaansche hulpleger bedroeg slechts 7000 man en het