Untitled - Acehbooks.org

70
stand, namelijk de vrede met Mataram. Soesoehoenan Mang-
koerai was zijn vader Agoeng, den grooten vijand der Hol-
landers, opgevolgd en zond in 1646 een gezantschap naar
Batavia, dat der Regeering kennis gaf van de vredelievende
gezindheid van den vorst, die echter van haar de eerste stappen
verwachtte, tot het aanknoopen f\^i- onderhandelingen. De
gouv.-gen. Van der Lijn greep deze gelegenheid aan, om
een gezantschap naar Samarang te zenden en, na uitwisseling
der wederzijdsche krijgsgevangenen, kwam in 1647 de vrede
lusschen het rijk Mataram en de 0. I. Compagnie lot stand,
onder de volgende voorwaarden: jaarlijks zou de Regeering
Ie Batavia een gezantschap naar Mataram zenden, om kennis
te geven, welke vreemde handelsartikelen waren ingevoerd
geworden; dit was eene concessie aan de ijdelheid van
den Indischen vorst, die daardoor in bet oog zijner onder-
danen de opperheer, ook der Compagnie, bleef; de Indische
regeering nam den overvoer van de Mekkagangers en gezant-
schappen op zich; de gevangenen zouden in vrijheid hersteld
en de overloopers uitgeleverd worden ; de Soesoehoenan sloot
mei de Indische Regeering een verbond van wederzijdsche
hulp tegen vijandige staten, mits deze ook vijanden der
Compagnie waren, en eindelijk kregen de onderdanen van
ilea Soesoehoenan vergunning, om in den Archipel handel
te drijven, behalve op de Molukken. Ook met Bantam
werd een verdrag gesloten, waarbij de wederzijdsche Re-
geeringen beloofden elkander te ondersteunen.
Ofschoon aan de twisten met de Portugeezen op Ceijlon
een einde gemaakt was door het verdrag van 1644, was de
toestand aldaar verre van gunstig, daar de Hollanders door
willekeurige handelingen, den toorn van radja Singa hadden
opgewekt, wiens vijandschap bleek, door bel verinooi den
van den commandeur Van der Stel. De twisten werden
echter met zeer veel beleid en toegevendheid, zonder zwak-
heid, bijgelegd door Joan Maelsuijker, die in 1649 den vrede