Untitled - Acehbooks.org

— 177 —
van bondgenootschap gesloten, waarbij bepaald werd, dat
deze als leenman der Compagnie voortaan over Riouw heersenen
en geene vestiging van Boegineezen in zijn rijk meer
dulden zou. De Sultan verbond zich tot het tegengaan van
den sluikhandel en de zeerooverij en stond toe, dat er op
Tandjong Pinang eene Nederlandsche bezetting gelegd werd.
Later werd de zetel van Riouw naar Lingga verplaatst.
De vestiging van den gevluchten radja AH te Soekadana ,
gaf den Sultan van Pontianak, Abdoerrahman, eene geschikte
aanleiding om de hulp der Regeering tot zijne verdrijving
in te roepen, hopende dat hij daardoor meester zou worden
van Soekadana en Mampiiwa.
De Regeering zond hem twee oorlogsbrikken met kleinere
vaartuigen, bemand met 500 Europeanen en 1000 Javanen,
maar liet de leiding der expeditie geheel over aan Abdoerrahman,
die er zijn zoon SjeriefKasim mede belastte. Radja
/Vli wachtte de komst der expeditie niet af, maar vluchtte
naar de Anambas-eilanden. Ook de Sultan van Soekadana
verliet zijne hoofdplaats en week naar Matan, zoodat Soekadana
zonder slag of stoot vermeesterd werd. Na de stad
in de asch gelegd te hebben , vertrok SjeriefKasim naar Mampawa,
dat geducht versterkt was. Na een mislukten aanval
werd tot de blokkade overgegaan, doch door gebrek aan
kleine vaartuigen, welke op de rivieren dienst konden doen,
was de insluiting onvoldoende en weldra braken er ziekten
onder het krijgsvolk uit. De Regeering te Batavia, door de
komst van een tweede eskader onder bevel van den kapitein-ter-zee
Silvester, in de gelegenheid hulp te bieden,
zond dien bevelhebber in April 1787 met een gedeelte der
schepen naar Mampawa. Bij zijne aankomst vond Silvester
de stad Ie zeer versterkt, en het hopelooze van een aanval
inziende, meende hij reeds terug te keeren, toen de Panembahan
van Mampawa afgezanten zond om onderhande-