Untitled - Acehbooks.org

— 304 —
Ook hechtte de volksvertegenwoordiging hare goedkeuring
aan de wet op het beheer der koloniale geldmiddelen, de
comptabiliteitswet, waardoor te beginnen met 1867 de jaarlijksche
begrooting bij de wet werd vastgesteld en aan de
wet tot regeling der opleiding van Oost-Indische ambtenaren,
waardoor de gelegenheid geopend werd ook in Indië het
radicaal te verkrijgen; daartoe werd bij het Gymnasium
Willem III, dat in 1868 tot eene hoogere burgerschool met
vijfjarigen cursus hervormd werd, eene afdeeling gevoegd
voor onderwijs in de Taal-, Land- en Volkenkunde van
Nederlandsch-Indi*, in denzelfden geest als de gelijknamige
rijks-instelling te Leijden en de gemeente-instelling te Delft.
Het lager onderwijs werd bij Koninklijk besluit van 1868
en het inlandsen onderwijs in 1871 geregeld, ten gevolge
waarvan de inlandsche kweekscholen werden uitgebreid en
bij de reeds bestaande te Bandong en Fort de Koek, nog die
van Soerakarta en de Minahassa gevoegd werden.
Gelijktijdig werden door de Indische Regeering verschillende
besluiten uitgevaardigd als: eene herziening der tarieven van
in- en uitvoer, de afschaffing der cultuurpercenten voor Europeesche
ambtenaren en van het ambtelijk landbezit voor
de Inlandsche hoofden, die door verhooging van tractementen
schadeloos gesteld werden, de opheffing van verschillende
cultures en eene nieuwe regeling der heerendiensten, de
afschaffing der rottingslagen als politiestraf, de intrekking van
de pacht op de visscherijen, de invoering van een wetboek
van strafrecht voor Europeanen en van een nieuw reglement
op de posterijen, de herziening van het passenstelsel, de
oprichting van de Kamers van Koophandel op de hoofdplaatsen
van Java en te Padang, als tusschenpersonen tusschen
de regeering en de nijverheid en van een bureau voor de
statistiek, als eene afzonderlijke afdeeling aan de Algemeene
Secretarie toegevoegd.
Door het afstemmen van eene wetsvoordracht tot vaststel-