Untitled - Acehbooks.org

- là
In 1600 richtten eenige kooplieden in Londen eene maatschappij
op, welke een octrooi van 15 jaren verkreeg, voor
den handel op Oost-Indië. Die maatschappij knoopte op verschillende
plaatsen handelsbetrekkingen aan met de inlandsche
vorsten en stichtte factorijen op Java, in de Molukken,
op de kusten van Malabar en Coromandel.
Op welke wijze die Engelsche maatschappij in vijandelijke
aanraking kwam met de Nederlandsche en door deze uil
den Indischen Archipel verdrongen werd, wordt bij de geschiedenis
der laatste behandeld.
§ 3. DE OUDSTE ZEETOCHTEN DER NEDERLAN-
DERS ALS VOORBEREIDING HUNNER
VAART OP OOST-INDIË.
Terwijl de Portugeezen en Spanjaarden in de 16 de eeuw
den handel op de Indien geheel in handen hadden, was de
rol, welke de Nederlandsche zeevaarder vervulde, hoofdzakelijk
die van vrachtvaarder, die den handel van het noordoosten
van Europa met dien van het zuid-westen verbond.
De drie groote stroomen welke ons vaderland doorsnijden,
maakten ons volk dan ook reeds van de vroegste tijden, tot
de natuurlijke tusschenhandelaars van Europa's binnenlanden.
Reeds ten tijde der Romeinsche heerschappij en later onder
de Frankische, rustten de Hollanders en Friezen schepen uit,
hetzij om handel te drijven op de Oostzee, hetzij om den
vijand afbreuk te doen. De herhaalde invallen der Noormannen
brachten in het toenmalige handelsverkeer wel
eenige stoornis, maar onder de grafelijke regeering nam de
uitbreiding weder toe. Herhaaldelijk lezen wij dat de Hollanders
hunne vijanden, de Vlamingers, ter zee bevochten en
eene Hollandsch-Friesche vloot nam deel aan den zesden
kruistocht.
De handel ontwikkelde zich zeer op het einde der 15 de en