Untitled - Acehbooks.org

— 287 —
Commissaris trad de vice-president van den Raad van Indië,
De Perez, op.
De expéditionnaire macht kwam in Februari 1859 voor
Badjoa aan, waar, nadat een ultimatum aan de vorstin gezonden
onbeantwoord was gebleven, het debarkement onder het
vuur des vijands plaats had. Gelijktijdig was uit Mangkasar
eene mobiele colonne sterk 500 man naar Pasar-Tjamba gezonden,
om daar post te vatten. De kampongs aan het strand
werden opgeruimd en in de kampong Lonrai het bivak betrokken.
Nadal hel bivak versterkt was, werden er verkenningstochten
naar de zijde van Boni gedaan en de vijand
overal teruggedreven, terwijl de commandant der vloot
de versterkingen aan de Tjenrana-rivier bemachtigde en deze
afsloot. Terwijl de troepen zich onledig hielden met het
openkappen van het terrein, om een weg in de richting van
Boni te maken, werd de opperbevelhebber bij eene verkenning
gekwetst en ging het bevel over op den kolonel Waleson.
Deze liet Badjoa tot eene versterking inrichten en rukte den
28»ten Februari 0p ßoni aan, welke plaats, na aanhoudende
gevechten met den vijand, bereikt en aan de vlammen prijs
gegeven werd. De vorstin was met de Aroe Pitoe of kiesheeren
naar Pasempa gevlucht. De troepenmacht keerde naar
het strand terug, waar de sterkte Badjoa voltooid werd en
daar de regenmoesson ophanden was en de cholera vele
slachtoffers onder de troepen eischte, waaraan den 17 den Maart
ook de gouvernements-commissaris De Perez overleed, besloot
de kolonel Waleson de troepen in te schepen, te Badjoa 200
man en te Boeloekoemba 2 compagnieën achter te laten en
het garnizoen te Mangkasar te versterken. In het begin van
April had de inscheping der troepen plaats.
Op hooger bevel werden de troepen naar Mangkasar overgevoerd
en te Pangkadjene een kampement betrokken, waaruit
de vijand in de Noorder-Districten in bedwang gehouden
werd. Aroe Palakka, een Bonische prins, die door de ko-