Untitled - Acehbooks.org

— 170 —
le Leeren, welke sind spoedig daarop door de Boegineesche
hoofden belegerd werd. Radja Hadji sloot de stad aan
de oostzijde, de Sultan van Selangor aan de westzijde in ;
ook Sultan Mahmoed van Djohor sloot zich bij de verbondenen
aan. De val van Malaka, door een overmachtigen
vijand ingesloten, terwijl er gebrek aan levensmiddelen
heerschte, scheen zeker, toen de slad ontzet werd door
ecu eskader van zes schepen, dat onder den kapitein- terzee
Van Braam uit Nederland te Batavia was aangekomen,
met eene versterking van 2000 man en 326 stukken geschut.
In Mei 1784 kwam dit eskader voor Malaka aan
en werd de landing onder de bevelen van den kapitein
Hamell en den kapitein-luitenant Van Hogendorp beproefd.
Gedekt door het vuur uit drijvende batterijen, landden de
troepen en met een verlies van 12 dooden en 54 gekwetsten
joegen zij den vijand op de vlucht. Bij een aanval op de
stellingen van radja Hadji sneuvelde deze, waarop zijne
volgelingen, met achterlating van 126 stukken geschut, naar
Riouw terugtrokken; ook de Sultan van Selangor trok af.
De verbondenen moesten nu voor bun verraderlijk gedrag
getuchtigd worden; de Sultan van Selangor lag het eerst aan
de beurt. Den 2 ,lc " Augustus landde Van Hogendorp met
800 man voor de hoofdstad, welke op eene hoogte gelegen
was; zij w r erd stormenderhand genomen, waarop de vorst
naar het binnenland vluchtte. In zijne plaats werd een Siaksche
vorst aangesteld, die reeds het volgende jaar weder uit
zijn rijk verdreven werd.
Radja Hadji was in Riouw opgevolgd geworden door radja
Ali, die te vergeefs onderhandelingen aanknoopte. In
October 1784 verscheen Van Braam voor Riouw ; eene landing,
door den kapitein Hamell op het eilandje Penjingat gedaan,
slaagde volkomen; radja Ali ontvluchtte met zijne Boegineezen
hel eiland Riouw en nam de wijk naar Soekadana. Met
sultan Mahmoed van Djohor werd in November een tractaat