Untitled - Acehbooks.org

— 181
§ 4. VAN HET OPTREDEN DEK COMMISSARIS-
SEN-GENERAAL TOT DE ONTBINDING DER
O. I. COMPAGNIE. OVERGAVE VAN DE
BUITENBEZITTINGEN AAN
DE ENGELSCHEN.
1792-1798.
Na een eenjarig verblijf in de Kaapkolonie, waar hel
den Comm.-Gen. niet was mogen gelukken, de voortdurende
spanning tusschen de ambtenaren en de kolonisten
te doen ophouden, kwamen zij in November 1793 te Batavia
aan. De directeur-generaal Van Stokkom reeds overleden
zijnde, moest, volgens eene geheime instructie van de
Bewindhebbers, de gouverneur van Ceijlon, Van de Graaff,
tot lid der commissie benoemd worden. In afwachting zijner
aankomst, werd de opvolger van Van Stokkum, Siberg, schoonzoon
van den gouv.-gen. Mting, tot lid der commissie benoemd,
door welke benoeming zij hare zelfstandigheid tegenover de
Indische Regeering prijs gaf. Dit bleek al aanstonds bij het
onderzoek naar de administratieve fraudes, daar de schuldigen
met verschooning behandeld werden. Met het heffen
van ambtgelden werd een begin gemaakt; deze heffing stiel
op vele bezwaren, daar het, wegens de menigte emolumenten
of gepermitteerde winsten der ambtenaren, zeer moeilijk
was hun juiste inkomen te ramen.
Volgens de beginselen, door de Bewindhebbers goedgekeurd,
moest de particuliere handel, met uitzondering van dien in
enkele artikelen, vrij verklaard worden; de Comm.-Gen.
verklaarden zich alleen voor den vrijen handel om de West
van Indië; ook de amfioensocieteit, onder Van Imhoff
opgericht, werd opgeheven.
De Comm.-Gen. hadden vrijheid van handelen, daar de
Republiek het tijdperk der beroeringen was ingetreden,
welke het vertrek des erfstadhouders Willem V, naar