Untitled - Acehbooks.org

— 280 -
in de onderlinge veeten der Niassche vorsten en de Radja's
van Botohosi en Orahili aan het Nederlandsche gezag te onderwerpen.
Daartoe werd in 1855 eene kleine macht van
119 man getrokken uit de detachementen op Sumatra's Westkust,
waarmede de kapitein De Vos in Januari 1856 in de baai
van Lagoendi landde. Hij rukte van hier op naar Orahili,
doch moest, na eene vruchtelooze poging om de versterkte
kampong te nemen, terugtrekken. Nu besloot de gouverneur
Van Swieten tot het oprichten van eene redoute aan de Lagoendi
baai, om aldaar een vast punt te bezetten ; dit werk
werd door den majoor Grena tot stand gebracht en ondanks
de ongezondheid van de plaats, bleef de redoute tot Februari
1861 bezet, toen zij door eene aardbeving geheel verwoest
werd.
De Regeering trachtte nu langs een anderen weg, door het
sluiten van een contract met den Sultan van Atjeh, aan den
zeeroof een einde te maken ; daartoe deed de gouverneur
Van Swieten in 1857, in persoon, eene reis naar Atjeh en
wist ook met den Sultan een verdrag tot stand te brengen
tot bescherming van den handel, doch dit verdrag bleek op
den duur eene doode letter te wezen.
De Lampongsche districten waren reeds geruimen tijd hel
toevluchtsoord geworden van ontevredenen, uit Bantam geweken.
Toen deze zich om een zekeren raden Intan schaarden,
werd het noodig geoordeeld dit gewest te zuiveren; de
kolonel Waleson trok aan het hoofd eener colonne het land
door en nadat raden Intan en andere hoofden den dood gevonden
hadden, hield de bevolking zich verder rustig.
Even als in de Lampongs waren ook in het Palembangsche
ontevredenen genoeg, die een zekeren Tijang Alam lot
opperhoofd kozen en in het geheim door den Rijksbestuurder
werden aangestookt. Vertrouwende op de goede gezindheid