Untitled - Acehbooks.org

— 87 —
aan van panembahan Madoeratna en zond afgevaardigden
naar Batavia, met verzoek aan de Regeeriug om neutraal te
blijven, waar de Indische Regeering besloot op aanzoek van
den Soesoehoenau en volgens het vredesverdrag van 1646
als bemiddelaarster op Ie treden. Zoo weinig voorzag zij
echter nog de gevolgen van dezen oorlog, dat zij den Resi-
dent van Japara uitdrukkelijk gelastte, niet aanvallend tegen
den vijand op te treden; tevens zond zij gezanten naarden
Soesoehoenau en Troena Djaja, naar genen om te vernemen
wat zijn verlangen was, naar dezen om hem te bewegen
gevolmachtigden naar Japara te zenden. Ook de bevelheb-
ber van eene nieuwe expeditie, Cornelis Speelman, kreeg
eene instructie in denzelfden geest.
Deze stak op het einde van het jaar 1676 in zee met eene
vloot van 5 groote en 4 kleine vaartuigen, hebbende aan boord
300 Europeesche soldaten en 400 Inlanders. Met zijne vloot
deed hij Tjeribon en Tegal aan; doch in de eerste plaats was
Troena Djaja hem reeds voor geweest, zoodat hij daar den
Regent op diens hand vond. In Japara aangekomen, vond
Speelman een gemachtigde van den Soesoehoenau, met wien
nu een concept voor een nieuw tractaat werd opgemaakt-
waarbij de volgende voorwaarden bedongen werden: hel
oude verdrag van 1646 werd vernieuwd; de Compagnie be"
loofde den Soesoehoenau ondersteuning tegen vergoeding der
oorlogskosten, waarvoor deze in drie jaarlijksche termijnen
eene som van 350,000 realen en 3000 lasten rijst zou betalen,
met verhooging van 20,000 realen 'smaands, indien de oor-
log langer dan tot medio 1677 mocht duren. Verder be-
dong Speelman geheele tolvrijheid voor de Compagnie bij
den invoer in de kustplaatsen van Java, vrijheid tol het
stichten van factorijen aldaar en een geregelden uitvoer van
4000 lasten rijst jaarlijks voor Batavia. Eindelijk verzocht
de \dmii\tal uitbreiding van het grensgebied van Batavia
lot aan de rivier van Pamanoekan. -- Den 4 den Maart 1677