Untitled - Acehbooks.org

- 74 —
woord der bewindhebbers geweest. Maar de te groote pro-
ductie dwong de bevolking tot den sluikhandel, daar de
Compagnie niet alles op wilde koopen en de Spanjaarden
en Hangkasaren op groote schaal den sluikhandel dreven. Daal-
de Sultan van Ternate, Mandar-Sjah, een zwak vorst, bij
zijne grooten niet bemind was en daarom steeds steun ge-
zocht had bij de Compagnie, meende Van Oudshoorn deze
gelegenheid te moeten aangrijpen, om dezen vorst afhan-
kelijk van baar te maken en hierin slaagde hij naar
w'ensch. Op zijne uitnoodiging naar Batavia vertrokken,
sloot sultan Mandar-Sjah den 3L ton Januari 1652 eene over
eenkomst met de Indische Regeering, waarbij hij afstand deed
van zijne souvereiniteitsrechten over het schiereiland Howa-
mobel en tegen eene jaarlijksche geldelijke schadeloosstelling
van 12.000 rd. voor zijn persoon en van 2000 rd. voor
zijne rijksgrooten, zich verbond, de specerijboomen in zijne
staten te zullen uitroeien.
De bewindhebbers waren niet ingenomen met het bestuur
van den gouv.-gen. Reiniersz en als zijn vervanger werd in
1653, de secretaris van Amsterdam, Gerard Huift, uitgezonden.
Vóór deze echter te Batavia aankwam, was Reiniersz. in Mei
1653 overleden en door den Raad van Indië, de directeur-
generaal van den handel Joan Maetsuijker, lol zijn opvolger
gekozen, welke keuze het volgende jaar door de Kamer van
Zeventienen bekrachtigd werd.
Gedurende zijne 25-jarige regeering bracht Maetsuijker de
Compagnie tot het toppunt barer macht.